Intern verslag 91

Archiefonderzoek het klein begijnhof


Inhoudsopgave


Literatuur

Bruijn, M.W.J. de, en R. Jayasena, 'Het Klein Begijnhof was niet klein', Bossche Bladen 5 (2003) in druk
Duijvendak, M., Rooms, rijk en regentesk ('s-Hertogenbosch 1990)
Lexikon des Mittelalters (Stuttgart-Weimar 1999) dl. I, s.v. 'Beg(h)inen' Nolet, W., en P.C. Boeren, Kerkelijke instellingen in de Middeleeuwen (Amsterdam 195 1)
Sasse van Ysselt, A.F.O. De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, 3 dln, ('s-Hertogenbosch 1910-1914)
Verdam, J., en C.H. Ebbinge Wubben, Middelnederlandsch handwoordenboek ('s-Gravenhage 1932)
Wolf, H.R., Archieven van partikuliere gasthuizen te 's-Hertogenbosch 1302-1811 (typescript 's-Hertogenbosch 1984)

Inleiding

In de winter van 2002/'03 werden opgravingen verricht aan de Snellestraat tussen de Stoofstraat en het Begijnstraatje, ten noorden van het pand Snellestraat 16. Achter de huizen aan de Snellestraat stonden huizen en huisjes die deel uitmaakten van het klein begijnhof, dat zich aan beide zijden van het tegenwoordige Begijnstraatje bevond.
Zoals bij de kleinere huizen doorgaans het geval is,1 heeft bij het onderzoek van de geschreven bronnen, waarvan hier de rapportage plaatsvindt,2 de gebrekkige indicering van de zestiende- en zeventiende-eeuwse gegevens betreffende de Bossche schepenprotocollen zich doen gevoelen. Het was hierdoor niet mogelijk de middeleeuwse gegevens bij de achttiende-eeuwse te laten aansluiten. Toch was gedetailleerd onderzoek naar deze laatste gegevens niet zonder nut, omdat zij althans een indruk geven van de midddeleeuwse situatie, die zich aan de hand van de geschreven bronnen niet meer tot in bijzonderheden laat vaststellen.
Dit verslag omvat slechts een deel van de gegevens die voor het onderzoek verzameld zijn. Het zou de moeite waard zijn de overige gegevens verder aan te vullen en uit te wenzodat een overzicht ontstaat van het volledige klein begijnhof en verder van de bebouwing in het zuidelijk deel van het bouwblokSnellestraat, Begijnstraatje, Postelstraat, Stoofstraat.
Ook zijn in dit verslag om budgettaire reden de institutionele aspecten van het klein begijnhof slechts op zeer beknopte en voorlopige wijze behandeld. Ook op dit punt mag uitwerking beschouwd worden als een belangrijk desideratum.

Het klein begijnhof

Het klein begijnhof bestond al in het midden van de veertiende eeuw. In een Bossche schepenakte van 20 februari 1355 is expliciet srake van een kamer in de Stoofstraat 'achter het klein begijnhof'.3 Maar er zijn gegevens die op een oudere oorsprong wijzen. Terwijl er in een oorkonde van 17 december 1315 nog sprake is van een cijns aan 'het begijnhof' in 's-Hertogenbosch zonder meer,4 wordt op 21 november 1327 gesproken van het 'groot begijnhof'5, waaruit men kan afleiden dat toen ook het klein begijnhof al bestond. Het zal dus tussen genoemde data opgericht zijn. Door een betere toegang tot de aanwezige bronnen zou de datering in de toekomst nog nader gepreciseerd kunnen worden.
Het hof mag slechts klein worden genoemd in relatieve zin, dit wil zeggen ten opzichte van het Groot Begijnhof. Hoewel het niet geheel te reconstrueren bleek, mag niet worden uitgesloten dat het meer dan twintig huizen en huisjes ('kameren') heeft bevat. Dit wil echter niet zeggen dat er ook even veel begijnen waren. Slechts van betrekkelijk weinig bezitsters van huizen wordt vermeld dat zij begijn waren. Wél treft men er een groot aantal weduwen aan. Uit de bronnen kan niet worden afgeleid of zij allen de status van begijn hebben gehad. Anderzijds hoefden niet alle begijnen een eigen huis of kamer te bezitten. Zij konden ook bij een ander
inwonen of in een groter huis samenwonen. Van één van de kameren wordt steeds vermeld dat er zich twee bedsteden in bevonden.
De begijnen hadden een status tussen die van een kloosterling en een leek in. Zij legden wel de geloften van gehoorzaamheid - dit wil zeggen aan de meesteressen en aan de regels van het hof - en van zuiverheid - seksuele
1.De gegevens over de grote huizen vindt men in het algemeen in Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen.
2.Een voorlopige publicatie van zowel het archeologisch als het archiefonderzoek is te vinden in het artikel van M. de Bruijn en R. Jayasena, 'Het Klein begijnhof was niet klein', in de rubriek 'BAM-dochters' in de Bossche Bladen 5 (2003) ...
3.GAHt, Ambachtsgilden 82: retro parvum beghinagium. Op de rug van de akte staat: In de Stoestrate neffens het ingancsken.
4.GAHt, Tafel van de Heilige Geest 93: curie beghinarum.
5.GAHt, Groot begijnhof 1: in maiori curia dictarum beghinarum.
onthouding - af, maar niet voor eeuwig. Begijnen konden te allen tijde het hof verlaten, bijvoorbeeld wanneer er zich een huwelijkskandidaat aandiende. En de gelofte van armoede - het afzien van eigen bezit - ontbrak geheel. Daarom mochten begijnen erfelijk eigen huizen bezitten.1 Hun huizen konden ook in erfelijk bezit van derden - ook van mannen - zijn, maar binnen het hof moesten ze wel door begijnen - of althans door vrouwen - bewoond worden. De transacties betreffende deze huizen vonden in 's-Hertogenbosch gewoon, dus net als bij andere huizen, voor het stedelijk schepengerecht plaats.
Zoals gezegd worden er opmerkelijk veel weduwen vermeld als bezitsters van de huizen en kameren op het hof, van wie niet vermeld wordt dat zij begijn waren. Waarschijnlijk vormde het begijnhof een beschermde omgeving, terwijl bij ziekte en ouderdom steeds geestelijke en lichamelijke verzorging aanwezig was. Een treffend voorbeeld hiervan is Katelijn weduwe van Hendrik de Bie de spoormaker, die op 12 juli 1480 haar lidmaatschap van het smedengilde door middel van een schepenakte opzegde.2
Statuten van het klein begijnhof zijn niet overgeleverd. Aannemelijk is dat de begijnen wel een zeker gemeenschapsleven hebben gekend. Opmerkelijk is dat een van de huizen op het hof werd aangeduid als Den Reefter, wat wijst op een eetzaal, die mogelijk in oorsprong ook gebruikt is voor andere bijeenkomsten van de begijnen.

De situatie in de achttiende eeuw

Ofschoon het klein begijnhof in de zeventiende en achttiende eeuw niet meer bestond, bieden de gegevens uit deze tijd wel de mogelijkheid de ligging ervan nader te bepalen. Dit gebeurt door middel van een rondgang tegen de wijzers van de klok in, die begint in de Snellestraat bij het huis De Vergulde Klosbeugel - het voormalige Snellestraat 18 - dat met zijn noordzijde aan het begijnhof - beter gezegd aan een straatje door het Begijnhof - grensde. Hoewel dit huis buiten het begijnhof viel, maakte het wel deel uit van het opgravingsterrein. Vervolgens onderwerpen we in noordelijke richting de bebouwing naar het Begijnstraatje toe aan een onderzoek - het voormalige Snellestraat 20-26 - en behandelen daarna de bebouwing aan de zuidkant van dit straatje. Ten slotte wordt vanaf het straatje in zuidelijke richting de bebouwing aan de Posteistraat - ter plaatse van het tegenwoordige nummer 49 - aan een beschouwing onderworpen. Na deze rondgang op het terrein in de zeventiende en achttiende eeuw wordt geprobeerd de situatie in die tijd te relateren aan die in de Late Middeleeuwen.

De Vergulde Klosbeugel (Snellestraat 18)

We beginnen als gezegd met het voormalige Snellestraat 18, dat buiten het klein begijnhof maar binnen het opgravingsterrein lag. Waarschijnlijk is de naam van dit huis, die al van vóór 1635 dateert,3 ontleend aan de ring (beugel of bogel) die gebruikt werd bij het beugelen (clossen), een bekend balspel.4 Volgens een schepenakte van 23 december 1701 had Jacob Jacob Jansz. van Dokkum genoemd huis op 11 mei 1675 verkregen van Maaike Aartsen en Hendrik Beeldsnijder. De transportakte kon echter niet worden getraceerd; mogelijk is de datum onjuist. In ieder geval wordt in het verpondingsregister van 1654 al een Van Dockum als bezitter genoemd;5 in 1635 was het Jan Boudewijns.
De weduwe van Jacob van Dokkum, Maria van Hinsbergen, die hertrouwde met Gosuinus de Cock, deed afstand van de boedel van haar overleden eerste echtgenoot. De curator verkocht daarop de huyssinge, erve mit synne voordere rechten ende toebehoorten, gemeinlick genaemt In den Vergulden Closbogel, voor ƒ 930 aan de Bossche burger Christiaan van Vree. Het transport vond plaats op 23 december 1701.6 Als belendingen werden genoemd aan de zuidzijde, richting Vughterstraat, Aart Wernaarts van Berlicum en aan de andere kant huis en erf van de weduwe en kinderen van Joris Deur steenhouwer - een gancxke tusschen beyde liggende - en mr. Johan
1.Het valt buiten het kader van dit verslag nader op de betekenis van de begijnen in te gaan. Zie hierover bv. Lexikon des Mittelalters I, s.v. Beg(h)inen; Nolet en Boeren, Kerkelijke instellingen, 439-449.
2.R 1249, f 281v: Kathelijn weduwe wilneer Henrix die Bye des spoermekers, wonende opten cleynen begijnhoff bynnen deser stad, heeft heur afgeseegt den smede ambacht bynnen der selver stad. Ende zij will daer niet meer mede scyeten noch genyeten. Testes Campen et Hals. Datum XII iulii.
3.Vermelding in RANB, Raad van State 2134, f 166: De Closbeugel.
4.Zie Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek s.v. bogel en clossen.
5.RANB, Raad van State 2135, f 178: Van Dockum, eijgenaer, getaxeert op tweendertich ponden - - - IIII £.
6.R 1689, f 245v-246.
Mouleyn. Achter grensde het complex aen erve van 't gasthuys van Margriet Spijckers. Zoals we zullen zien bevond dit gasthuis zich achter het noordelijk deel van het latere Postelstraat 47, dus ongeveer midden in het bouwblok. Het gancxke wordt op de voorloper van het kadastraal minuutplan van 1823 het klein begijnhof genoemd.
Twee kinderen van de hiervóór genoemde Christaan van Vree, Johannes en Catharina, de laatste gehuwd met Francis Mosmans, droegen hun rechten op het complex op 12 november 1737 voor 436 gulden 13 stuivers en 5 penningen over aan hun broer Jacobus van Vree.1 De getaxeerde waarde bedroeg dus toen ƒ 655. Jacobus' weduwe Johanna Berkers transporteerde het huis vervolgens op 10 juli 1764 aan Matthijs Teunisse - de koopprijs bedroeg 350 gulden, terwijl de grondcijns van 12 penningen2 gekapitaliseerd was op 18 stuivers 12 penningen.3 Vervolgens is het goed vererfd op zijn weduwe en dochters Allegonda en Maria.

Snellestraat 20-26 en achtergelegen huisjes

Ten noorden van De (Vergulde) Klosbeugel en het genoemde gangetje lag een complex dat in de achttiende eeuw bestond uit een huis met drie huisjes ernaast onder één dak en drie kameren erachter. Dat dit in zijn geheel deel had uitgemaakt van het klein begijnhof kan worden afgeleid uit het grondcijnsregister van 1728. De betreffende post bevindt zich namelijk achter de aanhef luidende:
Den Kleijnen Bagijnhoff, houdende 123 voeten etc., dewelcke betalen deze naevolgende persoonen.5
Volgens de Bossche voet van 28,7 cm gaat het hierbij om een breedte van ongeveer 38 meter. Dit is precies de lengte van het Begijnstraatje, gelegen tussen de Snellestraat en de Posteistraat.
Het genoemde complex omvat in het cijnsregister twee posten, respectievelijk van 6 stuivers 4 penningen en van 5 stuivers,6 in de akten samengevat als 11 stuivers 4 penningen.
Het verpondingsboek van 1635 bevat de volgende posten betreffende dit complex:
In de Snellestraat:
1. De weduwe van Joris Deur steenhouwer, getaxeerd op 30 pond;
2. Deze weduwe opten houck van de Cleijnen Bagijnhoff, getaxeerd op 60 pond;
In het Begijnstraatje:
3. De weduwe een wooninge, 20 pond;
4. De weduwe een wooninge, 12 pond;
5. De weduwe noch een wooninge, 12 pond.
Het is aannemelijk dat de posten 1 en 2 het huis en de drie huisjes onder één dak betreffen en de posten 3, 4 en 5 de kameren erachter. Het verpondingsboek van 1654 geeft een heel ander beeld:
In de Snellestraat: - -
1. Jan Monhemer, 20 pond;
2. Dezelfde, 20 pond;
3. Adriaan Bossoly, 52 pond;
4. Jacobus van der Meulen op den anderen hoeck van 't Cleijnen Bagijnhoff, 36 pond;
In het Begijnstraatje:
5. Adriaan Bossoly, 21 pond;
6. Dezelfde noch een wooninge, 10 pond;
7. Backers noch een wooningh, 10 pond.
Wat hiervan zij, in ieder geval zijn de vier woningen in de Snellestraat en de drie in het Begijnstraatje hier nog wel in te herkennen. Het cijnsregister van 1674 vermeldt echter eerst Jacob van Dokkum in De Vergulde Klosbeugel (12 stuivers) en daarna:
De weduwe van mr. Joris Deur steenhouwer
0-7-8
Willem van Megen
0-0-107
Laatstgenoemde was, zoals we zullen zien eigenaar van het hierna volgende huis De Nieuwe Paushoed in het Begijnstraatje.
1.R 1732, f 351v-352.
2.Zie ook RAND, Raad en rentmeester-generaal 282, f 227v.
3.R 1765, f 33.
4.RANB, Raad en rentmeester-generaal 282, f 227v.
5.Ald., f 227v.
6.Ald., f 227v en 228.
7.RANB, Raad en rentmeester-generaal 281, f 32v.
Op 16 augustus 1728 werd de helft van het hele complex op de hoek van de Snellestraat en het Begijnstraatje op verzoek van Allegonda Comans, weduwe van Wouter de Gruyter, voor de koopprijs van 545 gulden overgedragen aan de Bossche koopman Johan van den Heuvel, die al in het bezit was van de andere helft. De lasten, bestaande uit de helft van de genoemde cijns1 en een cijns van 28 stuivers aan de clarissen in 's-Hertogenbosch, waren samen gekapitaliseerd op 21 gulden 17 stuivers en 8 penningen.2 Allegonda Comans had onder andere de helft van dit complex geërfd van Maaike Reinders Verhout, weduwe van Hendrik van Utrecht, bij testament van 26 februari 1711.3 Volgens de akte van 16 augustus 1728 zou Hendrik van Utrecht het goed op 29 juni 1680 verkregen hebben van Pieter van Lorijnen, maar dit betreft een huis in de Vughterstraat.4 In de akte van 16 augustus 1728 luidt de omschrijving:
vier halve huysingen ofte woningen, staende ende gelegen binne deese stad in de Snelstraet ende op de Klijne Bagynhof waer van de wederhelfte syn competerende aen den verkrijger, Jan van den Heuvel, de eene syde de erve sr Van den Heuvel, de andere syde een stratie genaemt De Klynen Bagynhofs stratie, strekkende voorwaerts van de gemeene Snelstraet aghterwaerts tot op den voornoemden Bagynhof.
Opmerkelijk is dat de zojuist genoemde kameren hier niet worden vermeld. Dit is wel het geval in het volgende transport, daterend van 8 april 1748. Toen droegen drie erfgenamen van Johan van den Heuvel elk hun vierde deel over aan de vierde erfgenaam: Maria van den Heuvel, weduwe van Hyacinthus van de Ven. De koopsom van het geheel bedroeg 1830 gulden (gekapitaliseerde lasten 110 gulden 6 stuivers 4 penningen). Nu luidde de omschrijving:
eene huysinge met nog drie huysjens onder een dak en drie cameren daar agter, staande binne deese stad op den hoek van den Kleyn Bagyn hoff in de Snelstraat, ex uno de huysinge van de weduwe Van Vree, ex alio het Kleyn Bagyn hoff straatje, strekkende voor waars! van de gemeene straat agterwaarts tot op den voornoemde Bagyn hoff.5
De kinderen, tevens erfgenamen van Maria van den Heuvel, weduwe Van de Ven, droegen het goed vervolgens op 6 oktober 1766 over aan Wilhelmus Mosmans. De koopsom bedroeg ƒ 1700 (lasten 110 gulden 6 stuivers 4 penningen).

De zuidzijde van het Begijnstraatje

De Nieuwe Paushoed

Oostelijk van de zojuist genoemde drie kameren stond een huis dat De Nieuwe Paushoed heette. Op 22 december 1660 droegen de erfgenamen van Hendrik van Echt het over aan Willem Jorisz. van Megen. Er was toen sprake van seeckere huijs ende erve, eertijts twee cameren geweest zijnde, gestaen binnen deser stadt opden Cleijnen Bagijnhoff, in vuegen 't selve huijs met sijnen rechten ende toebehoirten aldaer gestaen ende gelegen is, neffens erve Peeter Henricx ex uno ende neffens huijs ende erve Joris Deur ex alio, streckende van de gemeijn straet tot op erffenisse van ... (de naam is niet ingevuld).6 Hendrik van Echt had de helft van het goed geërfd van zijn ouders en de andere helft van zijn broer Jacob krachtens testament dat deze op 5 maart 1640 voor de Bossche notaris Jan Wijtmans had gemaakt. Helaas zijn van deze notaris geen protocollen of minuten bewaard gebleven.
Vier erfgenamen van Willem Joris van Megen en zijn echtgenote Maria Deur - een dochter van buurman Joris Deur? - droegen op 21 februari 1708 hun deel voor in totaal 1036 gulden (de lasten gekapitaliseerd 480 gulden) over aan hun broer Joris, koopman, die het huis verkocht aan Cornelis Vos, burger van 's-Hertogenbosch. De koopsom bedroeg nu ƒ 2250 (lasten 489 gulden 5 stuivers). Het transport vond plaats op 27 oktober 1708.
Op 17 maart 1740 droegen de kinderen van de inmiddels overleden Cornelis Vos het complex over aan Adrianus Pirets, die er al woonde. De koopsom bedroeg ƒ 1470; gekapitaliseerde lasten 486 gulden 15 stuivers. De omschrijving luidde:
een schoone, hegte, sterke ende wel ter nering staande huijsinge met sijne regten en toebehoorte van dien,
1.In de akte vermeld als 7 stuivers 8 penningen; in werkelijkheid moeten het 5 stuivers en 10 penningen zijn geweest (de helft van 11 stuivers 4 penningen).
2.R 1729, f 245-245v.
3.Not. 2889 (notaris Hendrik de Bie), f 40-41v.
4.R 1773, f 324v.
5.R 1739, f 267-267v.
6.R 1594, f 255-256v.
7.R 1696, f 220v-221.
staande ende gelegen binnen dese stad op den Kleijnen Bagijnhof, genaaint Den Nieuwen Paus Hoet, ex utroque een straatje, streckende voor vande gemeene straat agterwaarts tegens diverse geerfdens.1
Op 15 oktober 1748 kocht Adriaan Pirets voor 50 gulden een naastgelegen huisje aan van Pieter van der Veen. Het was gelegen tussen het huis van Pirets en erf van Jan van den Heuvel en strekte zich uit van de gemeene open plaets tot achter tegen het Spijkersgasthuis.2 Gezien de belendingen stond het huisje dus ten oosten van De Nieuwe Paushoed.
Op 14 januari 1777 droeg Joseph Pirets, zoon van wijlen Adriaan, zijn helft in het geheel over aan zijn zuster Johanna, die de andere helft onverdeeld bezat. De koopprijs bedroeg 450 gulden. Aardig is de aantekening van een belasingambtenaar in de marge van de akte, dat de belasting van de 40ste penning, die over het transport van onroerend goed geheven werd, te hoog berekend was, namelijk 12 gulden 4 stuivers en 8 penningen in plaats van 11 gulden 14 stuivers 4 penningen. Deze verving daarop op het kantoor de kwitantie door een nieuwe. Ende heeft 't voirscreven comptoir gerestitueerd 0.10.4, die ik immediatelyk gerestitueerd hebbe aen voornoemde Johanna Pirets, aldus de eerlijke en plichtsgetrouwe belastingambtenaar. Nu luidde de omschrijving:
de onverdeelde helft in huys en erve met zyn rechten en toebehoorten binnen deze stad op den Kleynen Bagynhoff, genaamd Den Nieuwen Paushoed, d 'een zyde een oopen erff of plaatsje, d'andere zyde de huyzinge en erve van Jordanus van Hoofd, strekkende voor van de straat agterwaarts tegens erve van Johannes Petrus Adrianus de Bruynincx; item de onverdeelde helft in huysje en erve met ap- en dependentien van dien binnen deze stad op den voorschreven Kleynen Bagynhoff, d'eene zyde de erve van Willem Mosmans, de andere zyde de bovengemelde huyzinge Den Nieuwen Paushoed, strekkende voor van eene open plaats agterwaarts tegens erve van voornoemde Bruynincx.3
Jordanus van Hoofd was de bezitter van de hiernavolgende huizing, Willem Mosmans van het complex op de hoek van de Snellestraat. Zoals we zullen zien bezat Johannes Petrus Adrianus de Bruynincx het pand Postelstraat 47 en had hij inmiddels ook het achter zijn huis gelegen Spijkersgasthuis in zijn bezit gekregen. Als lasten werden nu genoemd de grondcijns van 2 stuivers 8 penningen, betaald wordende met eenen stuyver en seven penningen, 2 pond aan het Uilenburgklooster, 2 pond aan de infirmerie van het Groot Begijnhof. De twee andere renten waren inmiddels afgelost.
Johanna Pirets trouwde met Hendrikus van Altena. Uit zijn verhandlichte boedel4 werd het huis De Nieuwe Paushoed op 19 september 1792 getransporteerd aan Arnoldus le Ruet. De koopsom bedroeg 1520 gulden (de lasten gekapitaliseerd op 39 gulden 18 stuivers 7 penningen).5 Het naaststaande huisje (H 116) werd op dezelfde dag aan dezelfde verkrijger overgedragen voor 176 gulden. Ook hier bleek er een ganske te liggen tussen dit huisje en het complex op de hoek van de Snellestraat.6 Huis en huisje werden ten slotte op 1 maart 1799 voor samen 1400 gulden (lasten nog steed 39 gulden 18 stuivers 7 penningen waard) overgedragen aan Thomas Cornelis van Rijckevorsel,7 de bezitter van Postelstraat 49, die, zoals zal blijken, de meeste huisjes op het klein begijnhof heeft aangekocht en laten slopen om er het nog bestaande kapitale herenhuis met tuin te kunnen bouwen en aanleggen.
Van Rijckevorsel, zoon van een Bossche wijnkoopman, die in de Bataafse Tijd onder meer lid van de departementale raad van financiën, lid van de Bossche gemeenteraad en ontvanger van de verpondingen werd, was puissant rijk. In 1812 was hij na baron Van TuyI van Serooskerken uit Heeze de hoogst aangeslagen belastingbetaler in de regio.8

Een huis ten westen van het voorgaande

In het verpondingsregister van 1635 stond dit huis ten westen van De Nieuwe Paushoed op naam van de zusters Van Berckel9, in dat van 1654 van Gijsbert Backers10 en in het cijnsregister van 1674 van Peter Hendrik
1.R 1735, f 75v-76.
2.R 1743, f 307v-308.
3.R 1767, f 290v-291.
4.Waarvan afstand is gedaan (zie Godding, Le droit privé, 180-181).
5.R 1773, f 58v-59.
6.Ald., f 59.
7.R 1781, f 279-280.
8.Zie over hem Duijvendak, Rooms, rijk en regentesk, 99-100, 340.
9.ARA 's-Gravenhage, Raad van State 2134, f 168: De susteren van (niet ingevuld) Berckel, eijgenaressen, Heerken een ruijter bruijcker, voor twaelff ponden.
10.Raad van State 2135, f 181: Gijsbert Backers, eijgenaer, getaxeert op eenentwintigh ponden.
Backers.1 In het cijnsregister van 1728 stond het op naam van de weduwe Backers.2 Dit was Elisabet Casens, weduwe van Gijsbert Backers, in leven chirurgijn, die op 19 februari 1731 het huis vermaakte aan haar zoon Gijsbert en dochter Beatrix, weduwe van Peter de Beijl.3 Op 28 december 1735 droeg Beatrix haar helft over aan haar broer voor de som van 147 gulden 10 stuivers, waarbij de lasten getaxeerd werden op 100 gulden. Het complex werd omschreven als een wel ter neringh staende huijsinge ende erve, met syn kelder ende een bakhoove, gestaen ende gelegen binne deese stad op de Klyne Bagynhof, aen de eene syde De Nieuwe Paushoet, aen de andere syde de gemeene gangh, strekkende voor van de staet genaemt Den Klynen Bagynhof tot op de erve van Margareta Pel, weduwe Cornelis van Stokkum.4 Nog dezelfde dag droeg Gijsbert het geheel voor 180 gulden (gekapitaliseerde last 200 gulden) over aan de kooplieden Andries van der Lage(n) en Reinier van Boxmeer.5 Gijsbert heeft aan zijn aandeel in de erfenis dus weinig overgehouden.
De weduwe van Andries, Maria van Bergen, droeg de helft op 13 september 1743 voor 80 plus 100 gulden over aan de eigenaar van de andere helft. Reinier van Boxmeer.6 Na diens overlijden werd het geheel krachtens diens testament in publieke verkoop verkocht en op 27 juni 1774 getransporteerd aan de koopman van Jordanus van Hooft voor de som van 440 gulden (lasten nog slechts in kapitaal 3 gulden 2 stuivers 8 penningen).
Omschrijving: huysing en erve op den Kleynen Bagynhoff neffens erve van juffrouw de weduwe Pirets ex uno en neffens eene opene plaats ex alio, strekkende agterwaarts tegens erve van de heer Peeter Vissers.7 Bij de laatste belending ging het om het hierna te behandelen perceel. De vier kinderen van Jordanus van Hooft en Maria Anna Gesant droegen het huis op 18 mei 1787 voor 465 gulden (last als hiervóór) over aan Willem van Gulik. De omschrijving luidde nu: een huijsinge en erve staande opde Klijne Bagijnhof, gequoteerd littera H n° 114, nevens de huijsinge genaamt de Paushoed ex uno en een open plaats ex alio, strekkende agterwaarts tegens erve van de heer Decker. Willem van Gulik transporteerde op 21 december 1797 voor 600 gulden (geen last meer) het huis aan Thomas Cornelis van Rijckevorsel, die een paar dagen tevoren al het hiernavolgende pand verkregen had, zodat hij vermeld werd als belending aan het achtereind.8

Een kamer ten westen van de bovenstaande

Opmerkelijk is dat de kamer ten westen van de voorgaande niet die kamer als belending aangeduid kreeg, maar het perceel van De Nieuwe Paushoed. Dit is al het geval in 1637. Op 7 september van dat jaar gaven de erfgenamen van Jacob Martens de Wilde timmerman de kamer ten erfelijke cijns aan Cornelis Mathijssen der Lip metselaar. De omschrijving luidde: eene camere met haeren gronde ende een ledichplaetsken daeran! liggende, met andere henne rechten ende toebehoorten, gestan! ende gelegen binnen deser stadt van sHertogenbossche ter plaetssen genoempt opten Cleijnen Bagijnhoff bijde Postelstraet tusschen erffenisse des convents van Oisterwijck deen sijde ende tusschen erffenisse des vrouwen gasthuijs aldaer dander sijde, streckende vanden erve Marikens weduwe Henricx van Echt tot opde ledige plaetsse ende erve Cornelis de Backer. De weduwe van Hendrik van Echt was de bezitster van het hiervóór behandelde huis De Nieuwe Paushoed, Comelis de Bakker bezat enkele percelen in de Postelstraat en het vrouwengasthuis was het zuidelijk gelegen Spijkersgasthuis. Het door mij niet getraceerde erf van het convent van Oisterwijk zou dan ten noorden van deze kamer moeten hebben gelegen. Opmerkelijk is dat de gegeven belendingen van het het gasthuis, het convent en Cornelis Backer nog in 1797 voorkomen.9 Alleen de bezitters van De Nieuwe Paushoed werden geactualiseerd.
Volgens de akte van 7 september 1637 had Catharina dochter van Lambrechts Jaspers van den Broeck de kamer bij akte van 7 december 1620 overgedragen aan Jacob Martens de Wilde. Deze akte kon niet worden getraceerd. In het verpondingsregister van 1635 stond de kamer op naam van de soon vande weduwe van Jan Maerts, eijgenaer, een soldaet bruijcker, voor vierentwintich ponden.10
1.RANB, Raad en rentmeester-generaal 281, f 33.
2.RANB, Raad en rentmeester-generaal 282, f 228.
3.GAHt, Not. 3074 (not. Isaacq Bopp), f 258-259.
4.R 1732, f 95v.
5.Ald. f 97-97v.
6.R 1736, f 255v-256.
7.R 1767, f 132-132v.
8.R 1780, f 571v.
9.R 1780, f 567: een kamer met haar gronde, ledige plaats daaraan met zijne verdere rechten en toebehoren van dien, staande en gelegen binnen deeze stad ter plaatse genaamt Den Kleine Beggijnhof bij de Apostelstraat, d'eene zyde erve des convents van Oisterwyk d'andere zyde erve van een vrouwen gasthuis, strekkende van erve Adrianus Pirets tot erve Cornelis Backer.
10.ARA 's-Gravenhage, Raad van State 2134, f 168.
Op 5 maart 1638 droeg Cornelis der Lip de kamer over aan Hendrik Thomas van Riet.1 De erfgenamen van deze laatste, die ook De Canter werd genoemd, transporteerden de kamer op 5 december 1659 aan Dirk Roelofsz. van Brakel,2 diens erfgenamen op hun beurt op 12 november 1688 voor de koopsom van 217 gulden 10 stuivers aan Bartholomeus Severeyns3 en deze laatste op 23 mei 1710 voor 200 gulden aan Cornelis Vos.4 Onverklaarbaar is het feit dat de kamer in het verpondingsregister van 1654 al op naam stond van Bartholomeus Severeyns,5 in het cijnsregister van 1674 echter correct op naam van Dirk Roelofs.6
De kinderen van Cornelis Vos droegen de kamer op 17 maart 1740 - koopsom 325 gulden - over aan Pieter Visser7 en diens dochter, gehuwd met Gerard Josephus Deckers, op 15 december 1797 voor 400 gulden (gekapitaliseerde last 1 gulden 25 stuivers 15 penningen) aan Thomas Cornelis van Rijckevorsel.8

Huizen op de hoek het Begijnstraatje en de Posteistraat

De transportakten betreffende deze huizen, die in de achttiende eeuw in het bezit van één eigenaar waren, waren niet verder terug te traceren dan de achttiende eeuw. In het verpondingsregister van 1635 worden van zuid naar noord in de Postelstraat ten noorden van het gangetje naar het Spijkersgasthuis - dit wil zeggen ter plaatse van het huidige Postelstraat 49 - vermeld:
Cornelis den Backer, eijgenaer ende bruijcker, getaxeert op veertich ponden
V £

Cornelis den Backer, eijgenaer, (niet ingevuld) sackdrager bruijcker, voor achtien ponden
II £ V st.

Pauwels Cloot opten houck vanden Cleijnen Bagijnhoff, eijgenaer ende bruijcker, getaxeert op veertich ponden
V £9


Elders in het register wordt nog een aangrenzend huis vermeld aan het Begijnstraatje:
(niet ingevuld) Cloot metselaer, eijgenaer, een soldaet bruijcker, voor twee en dertich ponden
IIII £10

Ook in 1654 komen we deze posten nog tegen:
Cornelis de Backer, eijgenaer, getaxeert op tweendertich ponden
IIII £

Cornelis de Backer, eijgenaer, getaxeert op sestien ponden
II £

Lambert van Rumst opden hoeck vanden Cleijnen Bagijnhoff eijgenaer, getaxeert op vierendertich ponden
IIII £ V st.11

Elders in het register:
Lambert van Rumpst, eijgenaer, getaxeert op twintighponden
II £ X st.12
In het cijnsregister van 1674 heb ik deze posten niet op deze wijze kunnen traceren. Op de hoek van de Postelstraat en het Begijnstraatje worden vermeld De kinder Peter Cornelis Wouters, later Jan Vermeer,13 maar dit betreft waarschijnlijk de noordhoek van het Begijnstraatje.
De erfgenamen Van Rumpst blijken in 1740 in het bezit te zijn van drie huizen en huisjes, waarvan het middelste op de hoek. In het cijnsregister van 1728 werd hierbij aangetekend: Dus komen de voordeuren van twee van deese huysjes uyt in de Postelstraat en de deur van 't darde huysje koomt uyt op den Kleynen Bagynhoff.14
Bij transport aan Nicolaas Laurentius op 20 december 1740 na publieke verkoop - koopsom samen 205 gulden - luidde de omschrijving:
een huijsinge of woninge met sijne regten ende toebehoorten van dien, staande binnen dese stad op den Klijnen Bagijnhof, ex uno een gemeene gansken of plaatske, ex alio de volgende huijsinge, streckende voor van de Klijnen Bagijnhof;
1.R 1596, f 60v-61. De datum van de retroakte waarnaar verwezen wordt, 22 augustus 1636, is onjuist gebleken.
2.R 1592, f 166-167v.
3.R 1680, f 96-97.
4.R 1703, f 213-214.
5.Ald. 2135, f 181.
6.RANB, Raad en rentmeester-generaal 281, f 33.
7.R 1735, f 76v.
8.R 1780, f 567.
9.ARA 's-Gravenhage, Raad van State 2134, f 172-172v.
10.Ald. f 168.
11.ARA 's-Gravenhage, Raad van State 2135, f 185-186.
12.Ald. f 181.
13.RANB, Raad en rentmeester-generaal 281, f 33.
14.RANB, Raad en rentmeester-generaal 282, f 228v.
item een huijsinge met sijne regten en toebehoorten van dien, staande op den hoek vanden Kleijnen Bagijnhof, uytkomende in de Postelstraat, ex uno den Klynen Bagynhof, ex alio 't volgende huijsje, streckende voor van de Postel-straat;
ende laastelyk een huijsinge en erve staande alhier in de Postel-straat met syne ap- en dependentien van dien, ex uno bovenstaande huysinge, ex alio
(niet ingevuld), streckende voor vande gemeene Postelstraat (niet verder ingevuld).
Het zuidelijke huis in de Postelstraat werd op 7 november door Adrianus Laurentius, predikant te Rosmalen en Empel, zoon van Nicolaas, getransporteerd aan Thomas Cornelis van Rijckevorsel (koopsom 300 gulden). Het complex werd omschreven als huijs en erve gelegen binnen deese stad in de Postelstraat, ex uno d'heer A. Geers, ex alio d'heer H. Bowier, strekkende voor van de gemeene straat tot (niet ingevuld).1 Een dag later transporteerde Anthonij Willem Geers, preceptor van de Latijnse school in Delft en gehuwd met Constantia Laurentius, dochter van Nicolaas Laurentius, de andere twee huizen voor de som van 360 gulden (gekapitaliseerde lasten 2 gulden, 6 stuivers, 14 penningen) aan Thomas Cornelis van Rijckevorsel.2

Nog drie woningen, waarvan twee in de Postelstraat en een uitkomend op het begijnhof

Zuidelijk van bovenstaand complex in de Postelstraat en tussen het gangetje naar het Spijkersgasthuis wordt in de achttiende eeuw een complex vermeld bestaande uit drie woningen onder één dak, waarvan één uitkomende op het begijnhof. Op 8 juli 1733 transporteerde Arnoldus de Vries, soldaat onder het regiment van de brigadier van Amerongen, in garnizoen te Zutphen, een derde gedeelte in drie kamere ofte woninge onder een dack, met hunne gronde, regten ende toebehoorte, gestaen ende gelegen binne deese stad inde Postelstraet, waer van de agterste kamer met het keukentie syn uytgangh heeft op de Klynen Bagynhof, huijs ende erve Jacob vander Leemputte ex uno ende Jan Janse van Beugen ex alio, strekkende van de voorschreven Postelstraet tot de voornoemde Klyne Bagynhof, hem aengekoomen als eenige soon ende erfgenaem van syn moeder Margriet van Deurse, soo hy verklaerde, aan Francis Schelarlowits.3 Nog een derde deel verkreeg deze op 4 oktober 1738 van Cornelis van Deursen, die dit derde deel ook van zijn moeder geërfd had. De verkrijger bezat met de weduwe Van de Ven de twee overige derde delen.4 Op 24 juli 1753 droeg Francis' zoon Adriaan het hele complex over aan Christiaan van Luyt. De koopsom bedroeg 425 gulden (gekapitaliseerde lasten 20 gulden), de omschrijving luidde: drie woningen onder een dak, staande en gelegen alhier in de Postelstraat, aan d'eene syde d'erve van de heer Bruijnincx en aan d'andere zijde sr Nicolaes Laurentius, streckende voor van de straat agterwaarts tot op den Kljjnen Bagijnhoff. De verkoper tekende overigens de akte als Adr. Schellaars.5 Christiaan van Luyt, oudekleerkoper, droeg de drie woningen vervolgens op 16 juni 1775 voor 200 gulden (lasten nog steeds 20 gulden) over aan de meester-timmerman Gerardus van der Vaart6, die ze liet slopen en vervolgens het lege erf op 29 november 1776, overigens voor dezelfde prijs, transporteerde aan de Bossche schepen Diederik Huijgens.7 Al kort daarna, op 17 januari 1777 wordt gesproken over een stal en koetshuys met het ledige erf daar agter, voor deezen het leedige erf van drie wooningen. Diederik Huijgens droeg het complex toen bij erfmangeling tegen een huysje staande ten zeyden van de groote huyse van de gemelde verkryger, over aan Johannes Petrus Adrianus de Bruynincx en zijn tante Glaudina Bruynincx. Diederik Huygens was eigenaar van het huis Postelstraat 45,8 ten zuiden van het huis van Adrianus de Buynincx, Postelstraat 47.9 In margine van de akte staat: Koop by erffmangeling den l0 january 1777 alhier getauxeerd op 300.-.-, lasten 20.-.-, en nog 150.-.- wegens aangenomen verbetering der stal en koetshuys, samen dus 470 gulden.10 De erfgenamen Bruynincx transporteerden het huis Postelstraat 47 met de stal en het koetshuis daarnaast op 21 augustus 1792 aan Hugo Bowier, oud-schepen en raad van de stad,11 en deze laatste op 15 december 1797 aan Thomas Cornelis van
1.R 1778, f 163v.
2.Ald. f 154.
3.R 1731, f 165-165v.
4.R 1723, f 88v-89.
5.R 1746, f 311v.
6.R 1767, f 196v-197.
7.R 1759, f 454v-455.
8.Zie Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen I, 261.
9.Ald. 259-261.
10.R 1767, f 292-293.
11.R 1773, f 51v-52v.
Rijckevorsel.1

Het Spijkersgasthuis

Op 20 oktober 1443 maakte de begijn Margriet Spijkers haar testament, waarin zij een gasthuis voor vier vrouwen fundeerde. Zij bestemde daarvoor een huis direct achter haar woonhuis op het hof en naast een ander huis van haar, aan de ene zijde het eerstgenoemde huis en met de voorkant (?) langs de straat naar de Dieze en aan de achterzijde strekkend met tuin en uitgang naar de Postelstraat.2 Hoe deze belendingen ook geïnterpreteerd dienen te worden, zoals uit latere gegevens blijkt,3 lag het gasthuis achter het latere huis De Vergulde Klosbeugel (Snellestraat 18), dus ongeveer midden in het bouwblok tussen de Stoofstraat en het Begijnstraatje. Het zal dus onmiddelijk ten zuiden van het begijnhof hebben gelegen en daaraan grenzend. De toegang vanaf de Postelstraat bevond zich tussen de latere huizen Postelstraat 47 en 49. Blijkens de tekst in de marge van een schepenakte van 23 juni 1486 lag het verder achter het huis of de tuin van Jan Oedevaer.4
Na de reductie van de stad in 1629 kwam het gasthuis onder het beheer van de rentmeester van de geestelijke goederen. Het bleef bestaan tot 1750. Op 30 januari van dat jaar werd het geliquideerd - de vrouwen die er woonden ontvingen voortaan een uitkering - en werd de bebouwing overgedragen aan de eigenaar van het pand Posteistraat 47:
Wy scheepenen ondergeschreeve maeke kennelyk, certificerende mits dese dat voor ons personelyk is gecompareert ende verschenen Wouter van Wolfsbergen als rentmeester van Margriet Spyckers vrouwe gasthuys alhier, gemagtigt tot sgeene naervolgende van de heer Johan Louis Verster als waarneemende het comptoir van den heer Tengnagel, raad en rentmeester generaal der episcopale en andere geestelyke goederen over dese stad en mayereye, in qualiteyd als provisor van Margriet Spyckers gasthuys alhier, volgens authorisatie door gemelde heer J.L. Verster eygenhandig onderteekent dato 28 january desesjaers, en de approbatie van de heeren leeden deser stadt dato 26 january deses jaers, en uyt kragte der magte voorschreven rentmeester daer by gegeeve ende verleent, een huys en erve staende alhier in de Postelstraet, voor dese bewoont geweest door de vrouwen in t 'selve gasthuys geadinitteert synde, ex uno de huysinge en erve van de heer verktyger, ex alio de kindere Schellaerts, transportavit de heer captyn Hendrik Joseph de Bruynincx.6
De koopsom bedroeg 297 gulden. Met de kindere Schellaerts zijn de kinderen Schelarlowits bedoeld, de toenmalige eigenaars van de woningen ter plaatse van het zuidelijk deel van Postelstraat 49. De Bruynincx bewoonde als gezegd Postelstraat 47, waarachter zich het gasthuis moet hebben bevonden. Waarschijnlijk is de bebouwing afgebroken en de vrijgekomen ruimte aan de tuin van De Bruynincx toegevoegd.

Tussenbalans

We treffen dus op het voormalige begijnhofterrein in de achttiende eeuw de volgende percelen en woningen aan:
1. een huis met drie huisjes ernaast en drie kameren erachter (Snellestraat 20-26);
2. het huis De Nieuwe Paushoed en huisje of kamer ernaast (zuidzijde Begijnstraatje);
3. een huis, erf, kelder en bakoven (zuidzijde Begijnstraatje);
4. een kamer (zuidzijde Begijnstraatje);
1.R 1780, f 566-566v.
2.GAHt, Oud stadsarchief 541 oud, 5405 nw. f 200-206v: quandam domum suam parvam, sitam in oppido predicto prope parvum Beginarum, statum! retra! domum quam de presenti inhabitat, functa quadam alia domo sua, sita ab uno latere prope domum proxime dictam et ab anteriori parte iuxta plateam versus Dijsam, et a retro tendentem cum orto et via exitus ad plateam dictam die Postelstraet, quasque domos prefatas et conjunctas ad pium usum prefatarum sororum inhabitare debentur perpetuis temporibus antefatae communitati earundem legavit, contulit et assignavit. Een onderdeel van dit testament - een legaat aan Liesbet dochter van Herman Cleynarts - is te vinden in GAHt, Tafel van de Heilige Geest 2080. In een codicil van 23 juli 1444 maakte Margriet aanvullende bepalingen (Oud stadsarchief 5405, f 206v-209v).
3.Zie hierna.
4.R 1255, f 135v: ad opus sororum culusdam hospitalis siti in Buscoducis iuxta parvum beghinagium retro domum seu ortum Iohannis Oedevaer.
5.Zie H.R. Wolf, Archieven van de partikuliere gasthuizen te 's-Hertogenbosch 1302-1811, dl. I Inleiding ('s-Hertogenbosch 1984), blz. LXI.
6.R 1744, f 306v-307v.
5. drie huizen (waarvan één in het Begijnstraatje en twee in de Postelstraat);
6. drie woningen onder één dak, later koetshuis en stal (in de Postelstraat).
Samen dus zeventien woningen. Met uitzondering van het huis, de huisjes en de kameren in de Snellestraat werden deze huizen en kameren aan het eind van de achttiende eeuw aangekocht door Thomas Cornelis van Rijckevorsel, die ze vervolgens heeft laten afbreken en in de Postelstraat het huidige woonhuis heeft laten bouwen.

De middeleeuwse situatie

Aangezien door de sloop van de huisjes van het klein begijnhof vanaf de achttiende eeuw de situatie ter plaatse geheel gewijzigd is, is het onmogelijk de middeleeuwse toestand in detail te reconstrueren. Net als in het bovenstaande worden eerst de kameren aan en bij de Snellestraat behandeld, vervolgens die aan het Begijnstraatje in de richting van de Postelstraat en ten slotte de aan deze straat gelegen kameren.

De kameren aan en bij de Snellestraat

In het algemeen worden de kameren aan en bij de Snellestraat gesitueerd 'achter de minderbroeders', maar deze aanduiding kan ook op een groter gebied betrekking hebben, zelfs tot in de Postelstraat. Het is dus nodig de hier behandelde categorie ook op de in de akten genoemde belendingen te situeren. Om te beginnen worden drie kameren naast het huis van Hendrik Grove(ke) gesitueerd. Dit zal de bezitter zijn geweest van het perceel van De Vergulde Klosbeugel (Snellestraat 18).

Drie kameren naast het huis van Hendrik Grove(ke)

Een kamer met tuin

Op 11 februari 1407 beloofde jonkvrouw Katelijn van Wijk een jaarlijkse cijns van 3 oude Franse schilden aan Heilwig van Wijk, dochter van Jan Rikouds zwager van Heeswijk, uit een kamer met haar ondergrond met een bijbehorende tuin naast het erf van Hendrik Grove(ke).1 Op 19 mei 1410 beloofde Katelijn opnieuw een cijns aan Heilwig, nu van 5 oude schilden. Van de kamer en haar toebehoren werd bij deze gelegenheid gezegd dat zij zich met ene eind uitstrekte aan de straat. Behalve van de tuin, die de tuin van de begijnen wordt genoemd, was ook sprake van een weg vanaf de kamer en tuin langs de muur 'van de genoemde tuin van de begijnen tot aan de openbare straat, strekkende door de tuin van de begijnen'.2
Aan te nemen valt dat hier sprake is van een stelfout. Met 'tuin van de begijnen' zal 'hof van de begijnen', dus het 'begijnhof', bedoeld zijn. Dit blijkt uit een schepenakte van 24 januari 1421, die zegt: 'een weg strekkend van de voornoemde kamer en tuin langs de muur van het genoemde begijnhof tot aan de openbare straat door dat begijnhof strekkend'. Waarschijnlijk gaat het hierbij om een weg vanaf de Snellestraat westwaarts. Verder is in de genoemde akte van 19 mei 1410 nog sprake van een schutting - gheljnt - met een deur daarin en het gebruik van die deur.
Na laatstgenoemde datum heeft Katelijn, die begijn was, deze kamer in haar testament vermaakt aan Heilwig, zoals blijkt een schepenakte van 24 januari 1421, waarbij Heilwig op haar beurt de kamer overdroeg aan Heilwig Hacken, weduwe van Jan Hacken.4
1.R 1185, f 21v: ex quadam camera cum suo fundo dicte domicelle Katherine, sita in Buscoducis in parva curia beghinarum contigue iuxta hereditatem quondam Henrici Groveken, atque ex orto et aliis attinentiis ad predictam cameram spectantibus.
2.R 1186, f 396: ex quadam camera cum suis fundo et attinentiis dicte domicelle Katherine, sita in Buscoducis ad parvam curiam beghinarum, et que camera cum suo fundo tendit cum uno fine ad plateam, atque ex orto ad dictam cameram spectante et ex via tendente a camera et orto predictis iuxta murum dicti orti beghinarum usque ad plateam communem, per ipsum ortum beghinarum tendentem, prout dicta domicella Katherina huiusmodi viam ad ipsam spectantem, simul cum ianua septi dicti ghelijnt possidet?, atque ex iure utendi ianua ad finem primodicte vie in huiusmodi septo ghelijnt vero pendente, ut dicebat ---. Dicta domicella Katherina, cum tutore, dictam cameram ut supra hereditarie supportavit dicte Heylwigi.
3.Zie hierna.
4.R 1192, f 46: Aleidis de Wijc, filia quondam Iohannis heren Ricouts swagher, cum tutore, quandam cameram cum suo fundo et attinentiis eiusdem camere quondam domicelle Katherine de Wijc, sitam in Buscoducis ad parvam curiam beghinarum, que camera cum eius fundo tendit cum uno fine ad plateam, atque ortum ad dictam cameram spectantem et viam tendentem a camera et orto predictis iuxta
In 1434 is de kamer in bezit van de weduwnaar van Mechteld dochter van Jan Hacken, en Jut dochter van Hendrik Schreynmaker. De laatste was een zoon van wijlen Dirk Schrijnmaker en van wijlen Heilwig dochter van Jan Hacken. Jut was gehuwd met Jan Batenz. Op 7 september van dat jaar droegen zij de kamer over aan Marten Pels, Mathijs Andries Petersz. en Margriet weduwe van Jan Berend Hugen gewandsnijder. Liesbet weduwe van Hubrecht van der Voort verkreeg het levenslang vruchtgebruik.1
Er is vervolgens een conflict over ontstaan tussen Liesbet en de Bossche kanunnik Jan van Andel, een zoon van Mechteld Jansdochter Hacken. Op 5juli 1451 machtigde Liesbet haar kleinzoon Andries zoon van wijlen Jan Berendsz. om namens haar de procedure voort te zetten. Andries machtigde vervolgens Laurens van Bladel.2
Hierna is de helft in de kamer door erfenis in het bezit gekomen van Jan van Andel, die kennelijk ook de andere helft in bezit heeft gekregen. Hij droeg op zijn beurt de kamer over aan Andries Jan Berendsz. Deze laatste transporteerde de helft op 17 april 1454 aan zijn moeder Margriet.3
 muruni dicti orti beghinarum usque ad plateam communem per ipsum ortum beghinarum tendentem, simul cum ianua septi dicti gelijnt atque ius utendi ianua ad finem predicte vie in huiusmodi septo gelijnt vocato pendente, quos cameram cum suo fundo et attinentiis ac ortum et viam cum iure utendi ianua predictos Heylwigis de Wijc erga domicellam Katherinam de Wijc beghinam emendo acquisierat, prout in litteris, atque hereditarium censum trium aureorum denariorum, aude scilde vocatorum, monete regis Francie, atque hereditarium censum quinque aureorum denariorum antiquorum, audescilde vocatorum, monete regis Francie, atque hereditarium censum denariorum antiquorum, audescilde vocatorum, quos census iamdictos quondam domicella Heylwigis de Wijc erga domicellam Katherinem de Wijc beghinam acquisierat, prout in diversis litteris, et quam cameram quondam Heylwigis de Wijc dicte Aleidi in suo testamento legaverat, ut dicebat, hereditarie supportavit Heilwigi Hacken, relicte quondam Iohannis Hacken. Heilwig verkreeg overigens al op 30 januari 1422 een andere kamer (R 1193, f 42v; zie hierna).
1.R 1204, f 111v nw.: Godefridus de Erpe, relictus quondam Mechteldis sue uxoris, filie quondam Iohannis Hacken, et Iohannes Bathen soen, maritus et tutor legitimus ut asserebat Iutte sue uxoris, filie quondam Henrici Screynmaker, ab eodem quondam Theoderico et quondam Heylwige sua dum vixit uxore, filia dicti Iohannis Hacken, pariter genite, quandam cameram cum suo fundo et attinentiis eiusdem camere quondam domicelle Katherine de Wijc, sitam in Buscoducis ad parvam curiam beginarum, que camera cum eius fundo tendit cum uno fine ad plateam, atque ortum ad dictam cameram spectantem et viam tendentem a camera et orto predictis iuxta murum dicte curie beghinarum usque ad communem plateam per ipsam curiam beghinarum tendentem, simul cum ianua septi dicti gelijnt atque ius utendi ianua ad finem predicte vie in huiusmodi septo gelijnt vocato pendente, atque hereditarium censum quinque aureorum denariorum communiter aude scilde vocatorum eiusdem monete; atque hereditarim censum sedecim aureorum denariorum antiquorum communiter aude scilde vocatorum monete predicte; quod cameram cum suo fundo et attinentiis, ortum ac ius utendi viis et ianua predictis ac census supradictos Heylwigis Hacken, relicta dicti quondam Iohannis Hacken erga Aleydem de Wijck filiam quondam Iohannis dicti heren Ricouts swager acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Martino Pels, Mathie filio Andree Peters soen et Margarete relicte quondam Iohannis filii quondam Bernardi Hugen soen pannicide ---, tali condicione annexa quod Elisabeth relicta quondam Huberti vander Voirt suum in premissis optinebit usufructum et premissa ad eius vitam possidebit.
2.R 1221, f 193-193v: Wij Bathensoen ende Goevy, scepenen in sHertogenbosche, doen cont enenyegeliken alsoe her Jan van Andel, canonic in sHertogenbosche, voir scouthet ende scepenen der stat van sHertogenbosch inden recht aengesproken heeft gehadt joffrouwen Lijsbetten weduw wilner Hubrechs vander Voirt overmids gebruycks eenre cameren gelegen opten cleynen begijnhoff der stadt voirscreven, die die voirscreven joffrou Lijsbeth tegen wilner Goyart van Erp als momber Mechtilden sijns wijfs, wittige moder doen sij leefden des voirscreven her Jans, ende alsoe om suycten will der voirscreven joffrouwen Lijsbetten die voirscreven her Jan inden recht geconsenteert heeft gehadt dat Andries soen wilner Jan Beernts die voirscreven joffrou Lijsbeth als sijn auder moeder inden recht voirstaen heeft ende die sake alsoeverre inden recht bedingt is geweest dat dat vonnis dair aff den voirscreven her Jannen mede ende den voirscreven Andries als voirstender joffrouwen Lijsbetten sijnre ouder moder voirscreven tegen gegaan is, ende dair om scade geleden heeft ende bethoent, als hij seeden, soe is gestaen voir ons die voirscreven joffrou Lijsbeth etc., ende heeft gemechticht den voirscreven Andriessen die voirscreven sake vanden principalen ende? van scaden met all in hoeren naeme metten rechte te vervolgen ten eynde toe uut, ende dair mede te doen of sijt selver waer. Des torconden hebben wij scepenen voirscreven onse zegelen aen desen brieff doen hangen. Gegeven vijf dage in julio anno etc. quinquagesimoprimo.
 
Andries voirscreven heeft dat voirt gemechticht ende opgedragen mi tot behoef Laureyns van Bladel. Testes Lu et Water. Datum 2a! iulii.
3.R 1224, f 62v: Andreas filius quondam Iohannis Bernts soen medietatem, domino Iohanni de Andel, canonico in Buscoducis, filio quondam Arnoldi de Andel per mortem quondam domicelle Mechteldis sue matris, filie quondam Iohannis Hacken iure successionis hereditarie advolutam, in quadam camera cum suo fundo et attinentiis eiusdem camere, sita in Buscoducis ad parvam curiam beghinarum, que camera cum eius fundo tendit cum uno fine ad plateam, atque medietatem orti ad dictam cameram spectantem, et medietatem vie tendentis a camera et orto predictis iuxta murum dicte curie beghinarum usque ad communem plateam per ipsam curiam beghinarum tendentem, simul cum medietate cepti dicti gelijnt atque iure utendi ianua ad finem primodicte vie in huiusmodi cepto gelijnt vocato pendente, en de helft van drie cijnzen (zie 1454 januari 31), quos cameram cum suis fundo et attinentiis, ortum et ius utendi, via et ianua predictis atque census supradictos Heilwigis Hacken, relicta quondam Iohannis Hacken erga Aleydem de Wijck filiam quondam Iohannis heren Rycouts swagher, acquisierat, et quas medietates predictas dictus Andreas filius quondam Iohannis Bernts soen erga dictum Iohannem de Andel, canonicum in Buscoducis predictum, acquisierat, prout in diversis litteris, hereditarie supportavit Margarete sue matri, relicte dicti quondam Iohannis Bernts soen.
Deze - zij was een dochter van Gerit Rovers - zal de kamer vervolgens hebben nagelaten aan haar kinderen. Deze droegen haar op 12 december 1469 over aan Wouter zoon van wijlen Lambrecht van Beerze. Uit de akte blijkt dat er een overeenkomst was gesloten met Gerit Mol van Driel over hun tussenmuur en over een toilet.1 Waarschijnlijk was Gerit de bezitter van het latere huis De Vergulde Klosbeugel.
Op 27 april 1485 werd de kamer opnieuw getransporteerd, nu aan Hendrikske weduwe van Marcelis Morincx.2 Deze laatste wordt nog genoemd in het cijnsregister van 1520. Zij bleek een cijns van 2 penningen Leuvens te betalen voor Wouter van Beerze, voor het plaatsen van een deur in de muur naar de openbare straat toe voor haar huis, tussen het erf van Gerit Mol van Driel en Katelijn van Vladeracken. Deze concessie was in 1471 verleend.3 Mogelijk ging het hierbij om de deur die tevoren in het ghelijnt had gehangen. Denkbaar is dat de kamer niet aan de straat stond, maar via een gangetje bereikbaar was.

Samenvatting

Katelijn van Wijk (1407.02.11;1410 mei 19) »
Aleid van Wijk, dr. w. Jan Rikouts zwager 1421.01.24 »
Heilwig Hacken, wed. Jan Hacken (1421.02.08-10; 1428.12.11-13)

Goiart van Erp, wednr. Mechteld Jansdr. Hacken, en Jut Jansdr. Hacken 1434.09.07 »
Marten Pels, Mathijs Andries Petersz. en Margriet wed. Jan Berend Hugen gewandsnijder; vruchtgebruik aan Liesbet wed. Hubrecht van der Voort

Mechteld Jan Hacken de helft bij erfenis »
haar zoon Jan Aartsz. van Andel, kanunnik, 1454.01.31 de helft »
Andries Jan Berendsz. 1454.04.17 »
zijn moeder Margriet dr. w. Gerit Rovers, wed. Jan Berend Hugenz., erfenis »
kdn. Jan Berend Hugenz. 1469.12.12 »
Wouter Lambertsz. van Beerze 1485.04.27 »
Hendrikske wed. Marcelis Morincx

Nog een kamer en tuin

1.R 1239, f 178v: Andreas, Arnoldus et Iohannes fratres et Hillegondis eorum soror, liberi quondam Iohannis filii quondam Bernardi Hugensoen pannicide, ab eodem et quondam Margareta eius uxore dum vixit pariter genitus, cum tutore, quandam cameram cum suo fundo et attinenciis eiusdem camere quondam domicelle Katherine dicte de Wijck, sitam in Buscoducis ad parvam curiam beginarum, que camera cum eius fundo tendit cum uno fine ad plateam, atque ortum ad dictam cameram spectantem et viam tendentem a camera et orto predictis iuxta murum dicte curie beginarum usque ad communem plateam per ipsam curiam beginarum tendentem, simul cum ianua septi dicti gelijnt atque ius utendi ianua ad finem primodicte vie in huiusmodi septo gelijnt vocato pendente, atque hereditarium censum trium aureorum denariorum antiquorum commnuniter audescild vocatorum monete regis Francie, atque hereditarium censum quinque aureorum denariorum antiquorum commnuniter audescild vocatorumn eiusdem monete, atque hereditarium censum sedecim aureorum denariorum communiter audescild vocarorum monete predicte, quos cameram cum suis fundo at attinencii, ortum ac ius utendi via et ianua predictis atque census supradicros Martinus dictus Pels, Mathias filius Andree Peters soen et Margareta relicta quondam Iohannis, filii quondam Bernardi Hugensoen pannicide erga Godefridun de Erpe, relictum quondam Mechteldis sue uxoris, filie quondam Iohannis dicti Hacken et Iohannem Bathensoen, maritum et tutorem legitimum ut asserebat Iutte sue uxoris, filie quondam Henrici dicti sceymnaker, ab eodem quondam Henrico et quondamn Heilwige sua dum vixit uxore, filia dicti quondam Iohannis Hacken, pariter genite acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportaverunt Woltero de Beerze, filio quondam Lamberti.
2.R 1254, f 277: Wolterus de Berze, filius quondam Lamberti, quandam cameram cum suo fundo et attinentiis eiusdem camere quondam domicelle Katherine de Wijck, sitam in Buscoducis ad parvam curiam beginarum, que camera cum eius fundo tendit cum uno fine ad plateam; atque ortum ad dictam cameram spectantem et viam tendentem a camera et orto predictis iuxta murum dicte camere beginarum usque ad communem plateam per ipsam curiam beginarum tendentem, simul cum ianua! dicti gelynt!; atque ius utendi ianua ad finem primodicte vie in huiusmodi septo gelynt vocato pendenre, en drie cijnzen van respectievelijk 3, 5 en 16 oude schilden, quos cameram cum suo fundo et attinentiis, ortum ac ius utendi via et ianua predictis atque census predictos Martinus Pels, Mathias filius Andree Peterssoen et Margareta relicta quondam Iohannis filii quondam Bernardi Hugen, Andreas, Arnoldus et Iohannes fratres et Hillegondis eorum soror, liberi quondam Iohannis filii quondam Bernardi Hugensoen, premissa dicto Woltero de Berze hereditarie supportaverant, prout in litteris ---, hereditarie supportavit Henrice relicte quondam Marcelii Morincx.
3.RA Brussel, Rekenkamers 45067, f 86v: Henrica relicta Merselii Morinck pro Waltero de Beerze ex eo quod posset ponere ianuam in muro versus communem plateam ante domum suam ibidem iacentem inter hereditatem Gerardi Mol de Driel et Katherine de Vladeracken, ut patet in litteris anno XIIIIC LXXI concessis, II denarios lovenses.
Op 7 november 1399 transporteerde Gerit van Uden de helft in een kamer aan Geertruid dochter van wijlen Borchard Metselaar. De kamer was van Aleid Loy Mostart geweest. Zij bevond zich in een huis bij het erf van Hendrik Grove(ke).1 Dat Geertruid ook de andere helft in de kamer verwierf, en wel van de minderbroeder Wouter van Eel, vernemen we in een oorkonde van 13 oktober 1412, waarin Geertruid Borcharts, zuster in het Groot Ziekengasthuis, de kamer overdroeg aan Heilwig weduwe van Jan Dirksz, Spijkers.2 Op 16 januari 1420 transporteerde Heilwig de kamer aan Mechteld weduwe van Hendrik Aben3 en deze laatste op 10 december van hetzelfde jaar aan Cristien van den Kelre.4 In 1426 verkreeg Goiart van Erp, zoon van wijlen Jan van Middegaal, bij schepenvonnis alle goederen van Cristien, dochter van Hendrik van de Kelre, en droeg deze vervolgens over aan Herburg dochter van wijlen Willem Hebbenz. van Gestel bij Herlaar. Op 4 april 1426 droeg Herburg de helft van die kamer en tuin, gelegen tussen kamer of erf van wijlen Heilwig Hacken en tussen kamer of erf van Aleid van Cuijk, over aan Ide dochter van wijlen Hendrik van de Velde.5
Hierna is de helft van haar kamer en tuin in handen gekomen van Hendrik en Luitgard kinderen van Hendrik van den Velde, die ze vervolgens weer overdroeg aan Herburg dochter van Willem Hebbenz. Deze laatste droeg die helft op 29 oktober 1432 over aan Liesbet weduwe van wijlen Hubert van der Voort. Na haar dood moest de helft van die kamer komen aan haar dochters Margriet, Geertruid en Hille komen.6 Liesbet droeg haar recht echter al op 3 juli 1434 over aan haar dochters, die de helft van de kamer transporteerden aan Liesbet dochter van wijlen Hendrik sMoelners (Molen?). Drie dagen later transporteerde deze op haar beurt aan Aleid dochter van wijlen Hendrik van Reek.7
1.R 1181, f 106, blz. 209: Gerardus de Uden medietatem que ad Aleydem dictam Loy Mostart spectare consueverat in quadam camera cum suis attinentiis, sita in Buscoducis in parva curia beghinarum in quadam domo sita in dicta parva curia beghinarum iuxta hereditatem quondam Henrici Groveken, quam medietatem dictus Gerardus erga Godefridum Mostart acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Gertrudi filie quondam Borchardi lathomi.
2.R 1188, f 8v: Domicella Gertrudis Borcharts, monialis maioris hospitalis in Buscoducis, cum consensu domicelle Iutte vanden Bosch, magistre dicte hospitalis, presentis ad infrascipta, quandam cameram cum suis attinenciis dicte Gertrudis, sitam in Buscoducis in parva beghinarum curia in quadam domo ibidem consistente iuxta hereditatem Henrici Groveken, de qua camera dicta Gertrudis predicta unam medietatem erga Gerardum de Uden et reliquam medietatem erga fratrem Walterum de Eel ordinis fratrum minorum acquisierat, ut dicebat, hereditarie supportavit Heylwigi relicte quondam Iohannis filii quondam Theoderici Spykers.
3.R 1191, f 436 nw.: Heylwigis relicta quondam Iohannis filii quondam Theoderici Spykers cum tutore quandamn cameram cum suis attinenciis quondam domicelle Gertrudis Borcharts, sitam in Buscoducis in parva curia beghinarum in quadam domo ibidem consistente iuxta hereditatem quondam Henrici Groveken, supportata dicte Heylwigi a domicella Gertrude Borcharts, moniali maioris hospitalis in Buscoducis, prout in litteris, hereditarie supportavit Mechtildi relicte quondam Henrici Aben.
 4 Ald.: Dicta Mechtildis cum tutore premissa hereditarie supportavit Cristine vanden Kelre, filie quondam Henrici vanden Kelre.
5.GAHt, R 1197, f 232v: Notum sit universis quod cum Godefridus de Erpe, filius quondam Iohannis de Myddegael, omnia bona Cristine vonden Kelre, filie quondam Henrici de Penu, erga Hubertum de Horwinen per iudicem mediante sentencia scabinorum in Buscoducis emendo acquisivisset, prout in litteris, et cum deinde dictus Godefridus predicta bona omnia Cristine predicte hereditarie supportasset Herburgi dicte Herborch filie quondam quondam! Willelmni Hebben soen de Ghestel prope Herlaer, prout in aliis litteris, constituta igitur coram scabinis infrascriptis dicta Herburgis cum tutore medietatem camere ac orti, qui fuerant dicte quondam Cristine, sitorum in Buscoducis supra parvum beghinadium, ibidem inter cameram seu hereditatem quondam Heylwigis Hacken ex uno et inter cameram seu hereditatem Aleydis van Kuyc ex alio, ut dicebat, hereditarie supportavit Yde filie quondam Henrici vanden Velde.
6.R 1203, f 121: Herburgis dicta Herborch, filia quondam Willelmi Hebben soen de Gestel prope Heerlaer, cum tutore medietatem cuiusdam camere et orti sibi adiacentis olim Cristine vanden Kelre, sitorum in Buscoducis supra parvumn beghinagium iuxta cameram seu hereditatem quondam Heilwigis Hacken ex uno et inter cameram seu hereditatem Aleydis van Kuyck ex alio, quam medietatem dicta Herburgis erga Henricum filium quondam Henrici vonden Velde ei Luytgardem eius sororem, filiam dicti quondam Henrici, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit michi ad opus Elisabeth relicte quondam Huberti vander Voert ---, tali condicione annexa quod dicta medietas camere et orti predictorum statim post obitum dicte Elisabeth ad Margaretam, Gertrudem et Hillam sorores, filias Elisabeth predicte hereditario iure succedat et devolvatur.
7.R 1204, f 220: Elisabeth relicta quondam Huberti vander Voert cum tutore totum ius sue vitalis possessionis ad ipsam ut dicebat spectans in medietate unius camere et orti sibi adiacentis, olim Cristine vonden Kelre, sitorum in Buscoducis supra parvum beghinagium iuxta cameram seu hereditatem quondam Heilwigis Hacken ex uno et inter cameram seu hereditatem Aleydis de Kuyc ex alio, quam medietatem camere et orti predictorum Lambertus de Doernen, filius Christiani, ad opus dicte Elisabeth erga Herburgem dictam Herborch, filiam quondam Willelmi Hebben soen de Gestel prope Heerlaer, acquisierat, prout in litteris, legitime supportavit michi ad opus Margarete, Gertrudis et Hille, filiarum Elisabeth predicte ---. Datum tercia iulii.
 
Notum sit universis quod cum ita actum esset, constituti igitur coram scabinis infrascriptis dicta Margareta, Martinus Pels, maritus et tutor legitimus ut dicebat dicte Gertrudis sue uxoris, atque Mathias Andries, maritus et tutor legitimus ut dicebat dicte Hille sue uxoris, supradictam medietatem camere et orti predictorum hereditarie supportavit Elisabeth filie quondam Henrici sMoelners ---. Testes, datum supra.
Deze helft is vervolgens - mogelijk door erfenis - in het bezit gekomen van de zusters van het Bethaniëklooster aan de Oudehuist. Op 26 juni 1444 droegen de zusters de helft over aan Liesbet weduwe van Matheus van Buttel (of van Bottel).
Op dezelfde datum droegen de meesteressen van het klein begijnhof ook de andere helft over aan genoemde Liesbet. Deze andere helft was op 13 september 1437 door Aleid Hendriksdochter van Reek getransporteerd aan Sofie weduwe van Jan de Bie van Drunen.1 Hierna is de helft in het bezit gekomen van Geertruid dochter van wijlen Peter Broessen en van Jenneke dochter van Aart Loef Jansz. Hun echtgenoten droegen die helft op 19 februari 1439 over aan Cristien dochter van Wennemar Koenen van Diegden2 die haar waarschijnlijk aan het klein begijnhof heeft vermaakt.
Na het overlijden van Liesbet weduwe van Matheus van Buttel is de hele kamer met tuin op 26 oktober 1465 getransporteerd aan Frank van Langel.3 Deze had zes dagen eerder een aangrenzend erf verworven van Bartram Jan Bartramsz. Dit erf lag tussen erf van Belie weduwe van Herbrecht Habbe de korenkoper en erf Den Reefter van genoemd erf, strekkend van het erf van de erfgenamen van wijlen Herman van Bottel tot aan het openbare steegje van het begijnhof. Belie was in het bezit van de helft van het Huis van Loen, dat op zijn beurt naast het Huis metter Halen lag.4 Uit een combinatie van deze gegevens kan worden afgeleid dat de genoemde, hierna nog ter sprake komende huizen alle aan de zuidkant van het Begijnstraatje lagen.

Samenvatting

Aleid Loy Mostart helft
Goiart Mostart helft »
Gerit van Uden 1399.11.07 helft »
 
Dicta Elizabeth cum tutore dictam medietatem camere et orti hereditarie supportavit Aleydi filia quondam Henrici van Reeck ---. Datum sexta iulii.
1.R 1207, f 223v: Notum sit universis quod cum Aleydis filia quondam Henrici van Reeck medietatem cuiusdam camere et orti sibi adiacente olim Cristine vanden Kelre, sitorum in Buscoducis supra parvum beghinagium iuxta cameram seu hereditatem quondam Heilwigis Hacken ex uno et inter cameram sue hereditatem Alcydis de Kuyc ex alio, erga Eltsabeth filia quondam Henrici sMoelners acquisierat, prout in litteris, constituta igitur coram scabinis infrascriptis dicta Aleydis filia quondam Henrici van Reeck cum tutore medieratem supradicte medietatis camere et orti predictorum hereditarie supportavit Sophie relicte quondam Iohannis die Bye de Druenen.
2.R 1209, f 174: Iohannes filius quondam Lamberti Beys, tutor et maritus ut dicebat legitimus Gertrudis sue uxoris, filie quondam Petri Broessen, et Iohannes filius quondam Iohannis die Hertoge, tutor et maritus ut dicebat Iohanne sue uxoris, filie Arnoldi Loeff Jans soen, medietatem cuiusdam camere et orti sibi adiacentis, olim Cristine vanden Kelre, sitorum in Buscoducis supra parvum beginagium iuxta cameram seu hereditatem quondam Heylwigis Hacken ex uno et inter cameram seu hereditatem Aleidis dicte de Kuyck ex alio, quam medietatem camere et orti predictorum Sophia relicta quondam Iohannis dicti die Bye de Druenen erga Aleidem filiam quondam Henrici van Reeck acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Christine filie quondan Wennemari Koenen de Diegden.
3.GAHt, R 1235, f 3: Bartramus filius Iohannis Bartrams soen hereditatem sitam in Buscoducis in parvo beginagio dicti opidi inter hereditatem Belye relicte quondam Herberti dicti Habbe die korencoper ex uno et inter hereditatem dictam den Reefter dicte hereditatis ex alio, tendentem ab hereditate heredum quondam Hermanni dicti de Bottel ad communem viculum dicti parvi beginagii, quam hereditatem Bartramus predictus erga Gerardum Mol de Driel per iudicem mediante sententia scabinorum in Buscoducis acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit michi ad opus Franconis dicti de Langel. Bartram had het erf op 15 maart 1465 bij schepenvonnis verkregen (R 1801, f 103): Frater Emondus de Scerpenberch, subprior et conventualis conventus de Porta celi prope Buscumducis, ex parte et nomine dicti conventus fuit adiusticiatus ad hereditatem sitam in Buscoducis in parvo beghinagio dicti opidi inter hereditatem Belye rehicte quondam Herberti dicti Habbe des korencopers ex uno et inter hereditatem dictam den Reefter dicte hereditatis ex alio, tendentem ab hereditate heredum quondam Herinanni dicti de Bottel ad communem viculum dicti parvi beghinagii, ut dicebat, occasione defectus solutionis hereditarii census XIII solidorum ei quariario? ...?, quem censum dictus conventus ex dicta hereditate solvendum habuit, ut dicebat, prout hoc docuit testimonio etc.?, supportavit Gerardo Mol et proclamavit primo, 2o et 3o, et vendidit Bartrammo filio Iohannis Bartrams soen. Testes Vladeracken, Arkel, Ghijsselen et Pieck Datum XV martii, sexta post Reminiscere. Et solvit octo libras et onera. Supportavit Franconi de Langel.
4.R 1232, f 63 (1462 juni 2): Agnes filia quondam Arnoldi dicti de Beke, filii quondam Iohannis dicti Jacobs soen, cum tutore, medietatem cuiusdam domus et aree dicte thuys van Loen atque cuiusdam orti supradicte domui adiacentis, sitorum in Buscoducis in parva curia beginarum, ibidem inter domum ibidem dictam thuys vander halen ex uno et inter communem plateam dictam die Postelstraet ex alio, quam medietatem Agnes predicta erga Gerardum de Essche, Ghiselbertum er Willelmum fratres, liberos quondam Henrici dicti vander Vlasvoirt, Nicholaum filium quondam Andree dicti die Rademeker, Baudewinum dictum Weygerganc, Nicholaum dictum vander Boydonc, Iohannem et Engbertum fratres atque Elizabeth eorum sororem, liberos quondam Iohannis dicti vander Meer, et Iohannem dictum vanden Boer acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Belye relicte quondam Herberti Goyarts, filium quondam Iohannis dicti die Vette.
Geertruid Borcharts Metselaars

Wouter van Eel, minderbroeder, helft »
Geertruid Borcharts Metselaars

Geertruid Borcharts, zuster in het Groot Ziekengasthuis 1412.10.13 »
Heilwig wed. Jan Dirksz. Spijkers 1420.01.16 »
Mechteld wed. Hendrik Aben 1420.12.10 »
Cristien van den Kelre
Goiart van Erp, zoon van wijlen Jan van Middegaal »
Herburg dochter van wijlen Willem Hebbenz. van Gestel bij Herlaar 1426.04.04 de helft »
Ide dochter van wijlen Hendrik van de Velde
Hendrik en Luitgard, kdn. w. Hendrik van den Velde de helft »
Herburg dr.w. Willem Hebbenz. van Gestel bij Herlaar 1432.10.29 de helft »
Liesbet wed. Hubrecht van der Voert 1434.07.03 vruchtgebruik van de helft »
dochters Margriet, Geertruid en Hilleke 1434.07.03 de helft »
Liesbet dr.w. Hendrik sMolners 1434.07.03 de helft »
Aleid dr.w. Hendrik van Reek bij testament de helft »
de zusters van de Oudehuls 1444.06.26 de helft »
Liesbet wed. Matheus van Buttel

Aleid dr.w. Hendrik van Reek 1437.09.13 de helft »
Sofie wed. Jan de Bie van Drunen de helft bij erfenis (?) »
Geertruid Peter Broesen, geh. met Jan Lambert Beys, en Jenneke Aart Loef Jansz., geh. met Jan Jansz. die
Hertoghe, 1439.02.19 de helft »
Christijn dr.w. Wennemar Koenen van Diegden de helft bij erfenis
Het klein begijnhof de helft »
Liesbet wed. Matheus van Buttel

Matheuske d.w. Herman van Buttel, z.w. Liesbet wed. Matheus van Buttel
bij schepenvonnis het klooster van Porta Celi 1465.03.15 »
Bartram Jan Bartrams 1465.10.26 het geheel »
Frank van Langel

Nog een kamer achter de minderbroeders

Op 18 april 1417 droeg Jan Quappe, zoon van wijlen Frank Nollekens, het derde deel van een kamer over aan Rikmoed weduwe van Frank Nollekens. Deze kamer had toebehoord aan Heilwig Spijkers en daarna aan Aleid Zwaardvegers. Nu behoorde dat derde deel toe aan de minderbroeder Hendrik Zwaardveger. Jan Quappe had dat derde deel verkregen van het klooster van Porta Celi in 's-Hertogenbosch. De kamer werd gesitueerd op het klein begijnhof achter het klooster van de minderbroeders in een huis op het genoemde hof, namelijk dat huis dat stond naast het huis van Hendrik de Grove vleeshouwer.1
Hierna is de kamer weer in het bezit van Jan Quappe gekomen. Deze droeg haar op 2 januari 1420 over aan Aleid weduwe van Hendrik van Cuijk goudsmid.2 Deze Aleid wordt vermeld als bewoonster in een akte van 11
1.R 1190, f 158v: Iohannes Quappe, filius quondam Franconis Nollekens, terciam partem cuiusdam camere cum suis attinenciis et iuribus, sitis in Buscoducis in parva curia beghinarum sita retro claustrum fratrum minorum in quadam domo ibidem in dicta curia situata, scilicet in illa domo que sita est versus dictum claustrum fratrum minorum contigue iuxta hereditatem quondam Henrici dicti die Grove carnificis, et que camera olim pertinere consueverat ad Heylwigem Spykers et postmodum ad Aleydem Zweertvegers spectabat, et que tercia pars dicte camera nunc ad fratrem Henricum Zwertvegher, conventualem conventus predicti, dinoscitur pertinere, venditam predicto Iohanni Quap a fratre Henrico de Os, priore, fratre Emondo dicto Buys, suppriore, fratre Iohanne Stierken et a toto conventu de Porta Celi prope Buscumducum, prout in litteris, hereditarie supportavit mihi ad opus Rijchmoedis relicte quondam Franconis Nollekens.
2.R 1191, f 426v nw.: Iohannes Quappe, filius quondam Franconis Nollekens, quandam cameram cum suis attinenciis et iuribus, sitam in Buscoducis in parva curia beghinarum sita retro claustrum fratrum minorum, in quadam domo ibidem in dicta curia situata, scilicet in illa domo que sita est versus dictum claustrum fratrum minorum contigue iuxta hereditatem quondam Henrici Grove carnificis, et que camera olim spectare consueverat ad Heylwigem Spykers et postmodum ad Aleydem Sweertvegher spectabat et de qua camera
augustus 1430, waarbij een cijns van 2 pond uit de kamer werd overgedragen.1
Aleid van Cuijk vermaakte de kamer in haar testament aan het predikherenklooster. Op 10 december 1453 droeg het klooster de kamer over aan Jenneke weduwe van Willem van der Sluysen2 en deze op haar beurt op 17 januari 1454 aan het klooster Mariëndonk bij Heusden.3 Twee dagen later werd zij door het klooster verhuurd aan Kateljn Jansdochter van Riel, die de klooster voor haar leven mocht bewonen op voorwaarde dat zij daaruit een bestaande cijns van 13 schellingen en 4 penningen zou betalen en de kamer in goede staat zou houden.4

Samenvatting

Heilwig Spijkers
Aleid Zwaardveger
Hendrik Zwaardveger, minderbroeder 1/3
klooster Porta Celi 1/3 en kdn. Lambert Kes, Goiart Keympen en Geritke dr.w. Gerit Loy 2/3 »
Jan Quappe, z.w. Frank Nollekens 1/3 1417.04.18 »
Rikmoed wed. Frank Nollekens

Jan Quappe, z.w. Frank Nollekens 1420.01.02 »
Aleid wed. van Hendrik van Cuijk goudsmid (1430.08.11) bij testament »
predikheren 1453.12.10 »
Jenneke wed. Willem van der Sluysen 1454.01.17 »
klooster Mariëndonk 1454.01.19 verhuur »
Katelijn Jansdr. van Riel

Twee kameren in een huis achter de minderbroeders

Margriet dochter van wijlen Lambert Dunnecop, gehuwd met Hubrecht zoon van wijlen mr. Hubrecht van Herwijnen, transporteerde op 31 augustus 1401 de helft van een kamer, welke kamer had toebehoord aan
 dictus Iohannes Quappe unam terciam partem erge priorem et conventum de Portaceli et reliquas duas tercias partes erga Iohannem Kes et Hermannum Zweertveger fratres et Zoetam eorum sororem, liberos quondam Lamberti Kes, Godefridum Keympen et Gerardam filiam quondam Gerardi Loy acquisierat, prout in diversis litteris, hereditarie supportavit Aleydi relicte quondam Henrici van Kuyck aurifabri.
1.R 1200, f 127v nw.: Godefridus Keijmpen, maritus et tutor legitimus ut dicebat Meerze sue uxoris, et Willelmus Jans soen, maritus et tutor legitimus ut dicebat Zoete sue uxoris, filie quondam Lamberti Kestken, atque Lambertus filius quondam Hermanni Kestken, terciam partem er omne ius ad ut dicebant ipsos spectantes in hereditario censu duarum librarum monete, solvendo hereditarie mediatim nativitatis Domini et mediatim Iohannis ex quadam camera quondam Aleydis Sweertveghers, sita in Buscoducis supra parvum beghinagium iuxta communem plateam ibidem ex uno, et quem censum duarum librarum Aleydis de Kuyc ad presens solvere tenetur ex camera predicta, ut dicebat, hereditarie supportavit Arnoldo Rover de Wetten, filio quondam Rodolphi de Wetten.
2.R 1224, f l1v: Frater Godefridus de Vucht, prior conventus fratrum predicatorum in Buscoducis, nomine et ex parte sui ac totius conventus et quorumcumque conventualium eiusdem conventus presentium et futurorum, quandam cameram cum suis attinentiis et iuribus, sitam in Buscoducis in parva curia beghinarum, sitam retro claustrum fratrum minorum in quadam domo ibidem in dicta curia situata, scilicet in illa domo que sita est versus dictum claustrum fratrum minorum contigue iuxta hereditatem quondam Henrici Grove carnificis et que camera olim spectare consueverat ad Heylwigem Spykers et postmodum ad Aleydem Sweertvegher spectabat, et quam cameram Aleydis relicta quondam Henrici van Kuyck aurifabri erga Iohannem Quappe, filium quondam Franconis Nollekens, acquisierat, prout in litteris, et quam cameram cum suis attinentiis et iuribus nunc ad dictum conventum vigore testamenti ac ultime voluntatis dicte Aleydis relicte quondam Henrici van Kuyck predicti pertinere dinoscitur, ut dicebat, legitime er hereditarie supportavit Iohanne relicte quondam Willelmi vander Sluysen.
3.R 1224, f 29v: Iohanna relicta quondam Willelmi vander Sluysen, cum tutore, quandam cameram cum suis attinentiis et iuribus, sitam in Buscoducis in parva curia beghinarum sita retro claustrum fratrum minorum contigue iuxta hereditatem quondam Henrici Grove carnificis, quam cameram dicta Iohanna erge fratrem Godefridum de Vucht, priorem conventus fratrum predicatorum in Buscoducis, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit michi ad opus conventus beate Marie virginis supra Donckam prope Huesden.
4.R 1224, f 331: Frater Everardus de Goch, prior conventus beate Marie virginis supra Donckam prope Huesden, nomine sui et tocius conventus et quorumcumque conventualium eiusdem conventus presentium et futurorum, quandam cameram cum suis attinentiis er iuribus, sitam in Buscoducis in parva curia beghinarum sita retro claustrum fratrum minorum contigue iuxta hereditatem quondam Henrici Grove carnificis, quam cameram Lambertum de Doernen, filius Cristiani, ad opus dicti conventus erge Iohannam relictam quondam Willelmi vander Sluysen acquisierat, locavit recto locacionis modo Katherine filie quondam Iohannis de Ryel, ab eadem quoadvixerit ipsam et non ultra habendam et possidendam ---, exceptis tredecim solidis et quatuor denariorum monete exinde e iure solvendis, ut dicebat, tali condicione quod dicta Katherina supradictam cameram quoadvixerit ipsam conservabit in bone et laudabili disposicione de tectu et parietibus.
Elizabet weduwe van Reinier van Son, en nog een kamer aldaar aan Beatrijs weduwe van wijlen Hendrik Jonge van Haaren. De eerste kamer werd gesitueerd in een huis naar de minderbroederskerk toe, namelijk in het voorste deel naar de straat toe, en de tweede kamer in het achterste deel. Margriet had die helft en kamer verkregen van Jan, Cristien en Belie, kinderen van wijlen Reinier van Son.

De kleinste (tevens achterste) kamer

Op 31 augustus 1401 transporteerde Hubrecht zoon van wijlen mr. Hubrecht van Herwijnen als man van Margriet dochter van wijlen Lambrecht Dunnecop de helft van een kamer en een kamer aan Beatrijs weduwe van wijlen Hendrik Jonge van Haaren. Eerstgenoemde kamer had toebehoord aan Liesbet weduwe van Reinier van Son en bevond zich in een huis op het begijnhof het dichtst naar de minderbroederskerk toe, en wel in het voorste deel van dat huis naar de straat toe, en de andere kamer in het achterste deel. Deze helft van een kamer en een kamer had Margriet verkregen van de kinderen van Reinier van Son.
Op 26 mei 1412 droeg Luitgard dochter van Jan Huen en van Jutte dochter van Hendrik de Jonge en zijn vrouw Beatrijs een van die kameren, de kleinste en blijkens andere gegevens tevens de achterste, over aan Margriet, weduwe van Hendrik Molen stadsdienaar. Beatrijs had die kamer aan haar nicht Luitgard vermaakt. De kamer werd gesitueerd tussen een kamer van Katelijn van Wijk en een van Geertruid Borcharts.
Wat verder met de kleine kamer is gebeurd, is niet duidelijk. Vooralsnog was zij niet in te passen in de overige gegevens. Mogelijk is zij afgebroken - of afgebrand bij de stadsbrand van 1419 - en vervangen door het hierna bij de andere kamer te noemen tuintje.

Samenvatting

Liesbet wed. Reinier van Son
Haar kinderen Jan, Cristien en Belie, geh. met Herman van Eindhoven, de helft »
Margriet dr.w. Lambert Dunnecop, geh. met Hubert z.w. mr. Hubert van Herwijnen 1401.08.31 de helft »
Beatrijs Jongen, wed. Hendrik de Jonge van Haren (testament) de kleinste kamer »
Luitgard, dr. Jan Huen en van Jutte dr. van Beatrij s en Hendrik de Jonge 1412.05.26 »
Margriet dr.w. Hendrik Molen

De grootste kamer (bij de ingangspoort)

Ook deze kamer was op 31 augustus 1401 door Hubrecht van Herwijnen als man van Margriet Lambrechtsdochter Dunnecop overgedragen aan Beatrijs weduwe van Hendrik Jonge van Haaren. Denkelijk is zij vervolgens bij testament in handen gekomen van Nenne weduwe van Willem Pauwe.
Deze droeg namelijk op 7 december 1412 met haar dochter Beatrijs, Geertruid weduwe van Goossen van Beerze en hun zoon Jan, en Wijer Jacobsz. een kamer die van Beatrijs Jonge was geweest over aan Beel sGroven (of: de Grove). Beel beloofde hun een cijns van 45 schellingen stadsgeld.1 De kamer werd gesitueerd in het voorste huis van het hof naar het minderbroedersklooster toe.2
Waarschijnlijk is de kamer vervolgens vererfd aan de kinderen van Hendrik Grove. Twee ervan, Beel en Elizabet, droegen hun recht op 16 juli 1435 over aan hun zuster Agnes.3
1.Deze cijns werd op 19 december 1454 (R 1225, f 183-183v) en 17 februari 1474 (R 1243, f 24) getransporteerd. De laatste keer aan de bezitster van de kamer: Katelijn weduwe van Aart van Vladeracken.
2.R 1188, f 43: Nenna relicta quondam Willelmi Pauwe, Beatrix filia legitima eorundem Nenne er quondam Willelmi, Gertrudis relicta quondam Goeswini de Berze, cum tutore, et Iohannes filius iamdictorum Gertrudis et quondam Goeswini, et Wyerus Jacops soen quandam cameram cum suis iuribus et attinentiis quondam Beatricis Jonghen, sitam in Buscodiccis in parva curia beghinarum retro claustrum fratrum minorum, sitam infra anteriorum domum dicte curie versus claustrum fratrum minorum predictum, prout huiusmodi camera ibidem sita est et ad dictam quondam Beatricem pertinere consueverat, ut dicebat, hereditarie vendidit Bele sGroven.
3.R 1205, f 93v nw.: Bela filia quondam Henrici die Grove, ab eodem quondam Henrico et quondam Bela sGroven pariter genita, et Iordanus Hacken, maritus et tutor legitimus ut asserebat Elizabeth sue uxoris, filie dicte quondam Henrici et quondam Bele, cum tutore dicte Bele, duas quartas partes atque totam partem et omne ius ad se spectantes in quadam camera cum suis iuribus et attinentiis quondam Beatricis dicte Jongen, sita in Buscoducis in parva curia beginarum retro claustrum fratrum minorum infra anteriorem domum dicte curie versus claustrum fratrum minorum, quam cameram cum suis iuribus er attinentiis dicta quondam Bela sGroven erga Nennam relictam quondam Willelmi Pauwe, Beatricem filiam dicle Nenne et quondam Willelmi, Gertrudem relictam quondam Goeswini de Beerze, Iohannem filium iamdictorum Gertrudis et quondam Goeswini, atque Wyerum dictum Jacops soen emendo acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Agneti filio dicti quondam Henrici die Grove.
Later is de kamer in handen gekomen van Agnes weduwe van Dirk van Lieshout. Op 4 januari 1462 droeg zij de kamer over aan Katelijn weduwe van Aart van Vladeracken.1 Bij een erfdeling tussen Aart zoon en Luitgard dochter van Aart van Vladeracken, gehuwd met Peter van den Berge, op 19 juli 1484 verkreeg laatstgenoemde deze kamer, die bij deze gelegenheid gesitueerd werd bij de ingangspoort van het begijnhof aan de kant van de minderbroeders. Er lag toen ook een tuintje bij.2 Waarschijnlijk gaat het bij deze kamer om de kamer in de Snellestraat op de zuidhoek van het Begijnstraatje.

Samenvatting

Liesbet wed. Reinier van Son
Haar kdn. Jan, Cristien en Belie, geh. met Herman van Eindhoven, de andere kamer »
Beatrijs wed. Hendrik de Jonge van Haaren bij testament (?) »
Nenne wed. Willem Pauwe en dr. Beatrijs 1412.12.07 vererving »
Beel sGroven (1454.12.19; 1474.02.17)
Beel Grove, dr. van Hendrik de Grove, en haar zr. Liesbet, geh. met Jordaan Hacken 1435.07.16 twee derde deel »
Agnes dr. Hendrik de Grove

Agnes wed. Dirk van Lieshout 1462.01.04 »
Katelijn wed. Aart van Vladeracken 1484.07.19 deling »
Luitgard dr. Aart van Vladeracken, geh. met Peter Jansz. van den Berze

Een kamer in een huis aan de kant van de Vughterstraat

Blijkens een gehavende schepenakte transporteerde in februari - waarschijnlijk op de zestiende - van het jaar 1400 Aleid weduwe van Hendrik Zwaardveger de helft van een kamer aan Jan Spijker, zoon van Aart Hoernken. De helft van deze kamer was van Koenegond Gerardijns geweest. Hendrik Hermansz. Zwaardveger had haar verkregen van Liesbet dochter van N.N. van Langelaar. Op dezelfde datum droeg juffrouw Geertruid, begijn, dochter van wijlen Klaas Schilder de jonge, ook de helft van een kamer over aan Jan Spijker.3 Van deze helft werd gezegd dat zij gelegen was in een huis aan de kant van de Vughterstraat. Waarschijnlijk ging het hierbij om
1.R 1232, f 18v: Agnes relicta quondam Theoderici de Lyeshout cum tutore quandam cameram cum suis iuribus et attinentiis quondam Beatricis dicti Jongen, sitam in Buscoducis in parva curia beghinarum retro claustrum fratrum minorum, sitam infra anteriorem domum dicte curie versus claustrum fratrum minorum predictum, quam cameram Bela dicta sGroven erga Nennam relictam quondam Willelmi dicti Pauwe, Beatricem filiam eorundem Nenne et quondam Willelmi, Gertrudem relictam quondam Goeswini dicti de Beerze, Iohannem filium Gertrudis et quondam Goeswini predictorum ac Wyerum Jacobs soen emendo acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Katherine relicte quondam Arnoldi dicti de Vladeracken.
2.R 1253, f 324: Arnoldus de Vl(a)deracken, filius quondam Arnoldi de Vladeracken, et Petrus vanden Berge, filius quondam Iohannis, tamquam maritum et tutorem legitimum ut dicebat Luytgardis sue uxoris, filie dicti quondam Arnoldi de Vladeracken, palam recognoverunt se quamdam divisionem hereditariam mutuo fecisse de quibusdam bonis infrascriptis, ad ipsos ut dicebant spectantes. Mediante qua divisione enkele cijnzen en een pacht supradicto Arnoldo de Vladeracken cesserunt in partem ---. Et mediante qua divisione hereditarius census duodecim librarum monete, quem censum Iohannes die Wolff annuatim solvere tenetur ex domo sua et area sita in Buscoducis retro conventum fratrum minorum en enkele andere cijnzen en pachten; insuper camera quadam cum suo fundo et ortulo ceterisque iuribus et attinentiis, sitis in Buscoducis supra parvum beginadium iuxta portam ingressus eiusdem curie ad latus versus conventum fratrum minorum, prout dicta camera cum suo ortulo ceterisque luribus ei attinentiis ibidem sita est, ut dicebat, supradicto Petro vanden Berge cesserunt in partem.
3.Waarschijnlijk is Geertruid kort hierna gestorven. Op 18 maart 1401 deden haar broer en zuster Mathias en Katelijn, en twee kinderen van Willem Schilder afstand van een pacht uit onder meer de kamer waarin Geertruid gewoond had (R 1182, f 171, blz. 437: Dominus Mathias Scilder, presbiter, canonicus ecclesie beati Iohannis ewangeliste in Buscoducis et Katherina Scilder, eius soror, cum suo tutore super herediraria pactione quatuor modiorumn siliginis mensure de Oerle, quam Truda Scilders, quondam beghinam minoris curie beghinarum in Buscoducis, soror olim dictorum domini Mathie et Katherine, solvendam habuit hereditarie ex bonis dictis ter halver milen sitis in parochia de Oerle atque super quadam camera cum fundo et attinentiis, sita in Buscoducis in dicta minori curia beghinarum, in qua dicta quondam Truda Scilders decessit, ut dicebant, et super iure ad opus Bartholomei filii quondam Everardi hereditarie renunciaverunt ---. Datum sexta post Letare.
 
Gerardus et Willelmus fratres, liberi Willelmi Scilder, super premissis et omni iure ipsis quovismodio ad presens in hiis competentibus arque post mortem dicti Willelmi sui patris quovismnodo competituris, ut dicebant, ad opus dicti Bartholomei hereditarie renunciaverunt.
helften van dezelfde kamer. Op 18 februari 1400 verkocht Jan Spijker de twee helften aan broeder Gerit Schilder, kloosterling van het klooster Porta Celi.1
Waarschijnlijk zijn de rechten door vererving weer verdeeld geraakt, want op 16 juli 1418 transporteerde Jan Hoernken zijn recht op de helft aan Geertruid Neven Iwensdochter.2 Op 31 oktober 1421 droeg de prior van de Bossche predikheren als uitvoerder van haar testamente de kamer over aan Katelijn weduwe van Mathijs van Ekart.3 Via haar zoon Goiart van Ekart kwam de kamer vervolgens op 13 oktober 1423 in bezit van Margriet van Heukelom de oude, dochter van Zebert van Heukelom.4 Haar zoon Jan Geritsz. van Hellu transporteerde haar op 28 juni 1428 Suzanne weduwe van Aart Govy.5
Door vererving kwam de kamer hierna in handen van de kinderen van Jan Sampson. Bij erfdeling van 28 juni 1442 werd zij toegescheiden aan Lodewijk Sampson,6 die haar op 5 juli van hetzelfde jaar overdroeg aan Reinierke weduwe van Frank Knoep.7 Reinierke transporteerde haar op 29 januari 1454 aan Gudeld weduwe van Willem van Veghel8 en haar kinderen op 10 september 1457 aan Beel dochter van wijlen Dirk Jansz. wijntapper.9
1.R 1181, f 335, blz. 675: Aleydis relicta quondam Henrici Swertveger cum tutore medietatem camere sita in Buscoducis in parva curia beghinarum, que medietas fuerat quondam Conegondis dicte Gerardijns, quam medietatem dictus quondam Henricus Swertveger, filius dicti quondam Hermanni!, ad opus dicte Aleydis sue matris erga Elizabeth filiam quondam ... (onleesbaar) de Langelaer acquisierat, ut dicebat, hereditarie supportavit Iohanni Spiker, filio Arnoldi Hoernken ---, salva dicta curia iure suo sibi competente in medietate predicta ---. Datum secunda? post? Valentini.
 
Domicella Gertrudis beghina, filia quondam Nycholai Scilder iunioris, cum tutore, medietatem ad se spectantem camere site in Buscoducis in minori curie beghinarum in domo sita versus forum Vuchtensem!, ut dicebat, hereditarie supportavit dicto Iohanni Spiker, filio Arnoldi Hoernken --- salva dicta curia suo iure quod habet in eadem medietate dicte!. Testes, datum supra.
 
Anno XCnono, indictione VIII, mensis februarii die XVIII, hora vesperarum, ponitificatus Bonfatii noni anno suo XI, dictus Iohannes Spyker dictas duas medietates vendidit fratri Gerardo Scilder, conventuali conventus de Porta Celi ---.
2.R 1190, f 440v: Iohannes Hoernken partem et ius ad se spectantes in medietate camere site in Buscoducis in parva curia beghinarum, quam medietatem Aleydis relicta quondam Hermanni Zwertveger hereditarie supportaverat Iohanni Spiker, filio Arnoldi Hoernken, prout in litteris, hereditarie supportavit Gertrudi Neven Ywijns dochter.
3.R 1192, f 376: Frater Iohannes de Zon, prior conventus predicatorum in Buscoducis, potens ad hoc ut dicebat vigore testamenti facti per quondam Gertrudem Neven, nomine et ex parte sui et tocius conventi predicti ac conventualium eiusdem presentium et futurorum, quandam cameram cum eius fundo, sitam in Buscoducis supra parvum beghinadium in domo ibidem sita versus vicum Vuchtensem, que camera fuerat quondam Gertrudis Neven, ut dicebat, hereditarie supportavit mihi ad opus Katherine relicte quondam Mathie de Ekart ---, salvo dicto beginadio suo iure in eadem camera competente.
4.GAHt, R 1194, f lv: Godefridus de Ekart, filius quondam Mathie de Ekart, quandam cameram cum suo fundo, sitam in Buscoducis super parvum beginagium in quadam domo sita ibidem versus vicum Vuchtensem, que camera fuerat quondam Gertrudis Neven, quam cameram cum suo fundo magister Martinus de Zomeren ad opus Katerine relicte quondam Mathie de Ekart erga fratrem Iohannem de Zonne, priorem conventus fratrum predicatorum in Buscoducis, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Margarete de Hoculemn seniori, filie quondam Ziberti de Hoculem.
5.R 1198, f 226: Iohannes de Hellu, filius Gerardi de Hellu, ab eodem quondam Gerardo et ex Margareta de Hoculem, seniori filio! quondam Ziberti de Hoculem genitus, quandam cameram cum suo fundo, sitam in Buscoducis supra parvum beginagium in quadam domo sita ibidem versus vicum Vuchtensem, que camera fuerat quondam Gertrudis Neven, quam cameram cum suo fundo Margareta de Hoculem senior erga Godefridum de Ekart, filium quondam Mathie de Ekart, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Ghiselberto Roesmont ad opus Zuzanne relicte quondam Arnoldi Govyen.
6.R 1212, f 63v-64: Iohannes Sampson, Marselius et Lodovicus fratres, liberi quondam Iohannis Sampson, palam recognoverunt se quandam divisionem hereditariam de quibusdam bonis, censibus, et pactionibus ac redditibus infrascriptis, ad se spectantibus. ---. Et mediante eadem divisione --- insuper cameram cum suo fundo, sita in Buscoducis supra parvum beghinagium in quadam domo sita ibidem versus vicum Vuchtensem, supportatam Ghiselberto Roesmont ad opus Zuzanne relicte quondam Arnoldi Govyen a Iohanne de Hellu, filio quondam Gerardi de Hellu.
7.R 1212, f 65v: Lodovicus Sampson, filius quondam Iohannis Sampson, quandam cameram cum suo fundo, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium in quadam domo sita ibidem versus vicum Vuchtensem, quam cameram predictam Ghiselberius Roesmont ad opus Zuzanne relicte quondam Arnoldi Govyen erga Johannem de Hellu, filium quondam Gerardi de Hellu, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Reynere relicte quondam Franconis Knoep.
8.R 1224, f 173: Reynera relicta quondam Franconis Knoep cum tutore quandam cameram cum suo fundo, sitam in Buscoducis supra parvum beginadium in quadam domo sita ibidem versus vicum Vuchtensem, quam cameram predictam dicta Reynera erga Lodovicum dictum Sampson, filium quondam Iohannis dicti Sampson, acquisierat, prout in litteris, legitime et hereditarie supportavit Guedeldi relicte quondam Wihlelmi de Vechel.
9.R 1227, f 465-465v: Henricus Loenman, filius quondam Reyneri, maritus et tutor legitimus ut dicebat Eefse sue uxoris, et Iohannes filius quondam Iohannis Joirdens, maritus et tutor legitimus ut dicebat Elisabeth sue uxoris, filiarum quondam Willelmi de Vechel, quandam cameram cum suo fundo, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium in quadam domo sita ibidem versus vicum Vuchtensem, quam cameramn predictam Guedeldis relicta quondam Willelmi de Vechel erga Reyneram relictam quondam Franconis Knoep acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Bele filie quondam Theoderici Jans soen vinitoris.
Deze droeg de kamer op 6 juni 1460 over aan Liesbet weduwe van de kramer Jan Vos.1
Hierna kwam de kamer opnieuw door vererving in het bezit van Jans dochter Katelijn, gehuwd met Gerard Lambrechtsz. van den Broeck. Deze droeg op 13 maart 1480 als weduwnaar van Katelijn zijn vruchtgebruik in de kamer over aan Katelijns zuster Margriet. De kamer werd bij deze gelegenheid gesitueerd achter de kamer van Margriet Heren.2

Overzicht

Koenegond Gerardijns de helft
Liesbet dr.w. ..... van Langelaar de helft »
Hendrik Hermansz. Zwaardveger
Aleid wed. Hendrik Hermansz. Zwaardveger 1400.02.16? de helft »
Jan Spijker, z. Aart Hoernken

Geertruid, begijn, dr.w. Klaas Schilder de jonge de 1400.02.16? (1401.03.18) de helft »
Jan Spijker, z. Aart Hoernken
Jan Spijker, z. Aart Hoernken, 1400.02.18 twee helften »
Gerit Schilder, kloosterling van Porta Celi

Jan Hoernken 1418.07.16 recht op de helft »
Geertruid Neven Iwensdr. krachtens testament 1421.10.31 hele kamer »
Katelijn wed. Mathijs van Ekart
Goiart Mathjsz. van Ekart 1423.10.13 »
Margriet van Heukelom
Jan Jansz. van Hellu en Margriet Zebrechtsdr. van Heukelom 1428.06.28 »
Suzanna wed. Aart Govy

zonen Jan Sampsen deling 1442.06.28 »
Lodewijk Janz. 'Sampsen 1442.07.05 »
Reineerke wed. Frank Cnoep 1454.01.29 »
Gudeld wed. Willem van Veghel
kinderen Willem van Veghel 1457.09.10 »
Beel dr.w. Dirk Jansz. wijntapper 1460.06.06 »
Liesbet wed. Jan Vos kremer
Katelijn dr. Jan Vos
Gerit van den Broeck als wednr. van Katelijn dr.w. Jan Vos 1480.03.13 vruchtgebruik »
Margriet dr.w. Jan Vos

Nog een kamer

Op 15 januari 1400 droeg Jutte dochter van wijlen Jan van Helmond, weduwe van Willem Wambuisstikker alias Geritsz. een kamer over aan Heilwig Spijkers. Deze kamer had toebehoord aan Ida zuster van de kanunnik Gerit Snoec; Jutte had haar van hem verkregen.3
1.R 1230, f 236v: Bela filia quondam Theoderici dicti Jans soen vinitoris, cum tutore, quandam cameram cum suo fundo, sitam in Buscoducis supra parvum beginagium in quadam domo sita ibidem versus vicum Vuchtensem, quam cameram predictam Bela predicta erga Henricum dictum, Loenman, filium quondam Reyneri, et Iohannem filium quondam Iohannis dicti Jordens acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit michi ad opus Elizabeth relicte quondam Iohannis Vos institoris.
2.R 1249, f 211: Dictus Gerardus (= Gerardus vanden Broeck filius quondam Lamberti vanden Broeck) tamquam relictus quondam Katherine sue uxoris, filie quondam Iohannis Vos, ad satisfaciendum Margarete filie dicti quondam Iohannis Vos, sorori Katherine predicte, de quinquaginta aureis florenis renensibus dicte quondam Katherine, per dictam Margaretam eius sororem predictam amicabiliter concessis, et usufructum eidem Gerardo ut dicebat competentem in quadam camera cum suo fundo, sita in Buscoducis supra parvum beginadium retro cameram Margarete Heren, quemadmodum dicta camera cum suo fundo ibidem sita est, ut dicebat, legitime supportavit michi ad opus dicte Margarete.
3.R 1181, f 304v, blz. 614: Iutta filia quondam Iohannis de Helmont, relicta quondam Willelmi Wambuesticker alias dicti Gerijts
De begijn Heilwig Spijkers vermaakte bij testament van 4 augustus 1416 al haar goederen aan haar natuurlijke dochters Hille en Margriet, die zij verkregen had bij de priester Jan Gijskens.1 Dat deze twee dochters ook begijn waren, blijkt uit de schepenakte van 13 februari 1417, waarbij zij de kamer overdroegen aan Mechteld dochter van wijlen Tielman Vinck, weduwe van Jan Huninc.2 Mechteld vermaakte haar haar vervolgens aan deken, kapittel en kerkfabriek van de Sint-Jan en aan de predikheren en de minderbroeders, die haar op 29 oktober 1436 overdroegen aan de stadssecretaris Lambrecht van Doorne.3 Op 17 november van hetzelfde jaar transporteerde hij ze aan Liesbet weduwe van Reinier Loenman messenrnaker.4 Via vererving zal de kamer in het bezit zijn gekomen van haar zoon Hendrik, die haar op 9 september 1452 overdroeg aan Aleid weduwe van Jan van den Einde, dochter van wijlen Hendrik Kater.5
Aleid vestigde op 11 juni 1453 ten behoeve van de clarissen in 's-Hertogenbosch een cijns op de kamer, die bij deze gelegenheid gesitueerd werd tussen de kamer van Gerburg weduwe van Jan Reymbrants en de begijnhofmuur.6 Hierna zal de kamer vererfd zijn op haar dochter Reinierke weduwe van Frank Knoep, die
 soen, quandam cameram cum suis attinentiis et iuribus universis, que ad Ydam sororem quondam domini Gerardi Snoec, canonici ecclesie sancti Johannis in Buscoducis, spectare consueverat, et quam cameram cum suis attinentiis et iuribus dicta Iutta (moet zijn Yda) erga dictum dominum Gerardum Snoec, canonicum, acquisierat, prout in litteris, et que camera cum suis attinentiis ei iuribus sita (est) in Buscoducis in parva curia beghinarum, ut dicebat, hereditarie supportavit Heylwigi Spikers.
1.Archief Sint-Jan 1551.
2.GAHt, R 1190, f 97: Hilla et Margareta sorores, beghine, filie naturales quondam Heilwigis Spikers, beghine minoris curie beghinarum in Buscoducis, ab eodem quondam Heilwige et quondam domino Iohanne Ghijskens, presbitero, pariter genite, cum tutore, quandam cameram cum suis attinenciis et iuribus universis, que ad Idam sororem quondam domini Arnoldi Snoec, canonici eccliesie sancti Iohannis in Buscoducis spectare consueverat, et quam cameram cum suis attinenciis et iuribus Gerardus dictus Godden soen ad opus dicti domini Gerardi erga dictam Ydam emendo acquisierat, ut dictus dominus Gerardus dicebat, venditam dicte Heilwigi a dicta! Iutta filia quondam Iohannis de Helmont, relicta ut infra, prout in litteris, et quam cameram cum suis attinenciis ei iuribus universis cum omnibus et singulis aliis bonis dicte quondam Heilwigis dicte quondam Heilwigi Spikers, dictis Hille et Margarete suis filiabus naturalibus et coram scabinis in Buscoducis et coram notario publico testamentaliter supportaverat, prout in litteris et instrumento super hiis confectiss plenius dicebant contineri, hereditarie supportaverunt Mechtildi filie quondam Tielmanni Vinck, beghine, relicte quondam Iohannis Huninc. Op f 76 bevindt zich een niet afgewerkte akte tussen akten van 23 januari 1417, waarbij Hille en Margriet de kamer wilden overdragen: Hilla et Margareta, filie naturales quodam Heylwigis Spykers, ab eadem et quondam domino Iohanne Ghijskens presbitero pariter genite, cum tutore, quandam cameram cum suis attinenciis et iuribus universis, que ad Ydam sororem quondam domini Gerardi Snoec, canonici ecclesie sancti Iohannis ewangeliste in Buscoducis spectare consueverat, que camera cum suis attinenciis et iuribus sita est in Buscoducis in parva curia beghinarum, supportatam Heylwigi Spykers a Iutta filia quondam Iohannis de Helmont, relicta quondam Willelmi Wambusticker, alias dicti Gerijts, prout in litteris, hereditarie supportavit (niet verder afgemaakt). Zie ook R 1197, f 320v (7 november 1426), waarin Mechteld een pacht van 12 mud rogge verkocht uit onder meer deze kamer.
3.GAHt, R 1207, f 10: Dominus Petrus Cromme, decanus, atque domini Ghiselberius Bac, Henricus Mudeken et Henricus Roetvenne, canonici ecclesie sancti Iohannis ewangeliste in Buscoducis, Marselius die Lu tamquam magister et rector fabrice ecclesie predicte, frater Iohannes de Zonne, prior conventus fratrum predicatorum in Buscoducis, atque frater Johannes de Os, gardianus conventus fratrum minorum in Buscoducis, quandam cameram cum suis attinentiis et iuribus universis, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium, quam cameram Mechieldis filia quondam Tielmanni Vinck, relicta quondam Iohannis Huninc erga Hillam et Margaretam sorores, filie naturales quondam Heilwigis Spikers, acquisierat, prout in litteris, et quam cameram dicta Mechteldis dominis decano, capitulo, fabrice et conventibus predictis in eius testamento legaverat, ut dicebat, hereditarie supportavit michi Lamberto (= stadssecretaris Lambrecht van Doorne).
4.R 1207, f 10: Dominus Petrus Cromme, decanus, atque domini Ghiselbertus Bac, Henricus Mudeken et Henricus Roetvenne, canonici ecclesie sancti Iohannis ewangeliste in Buscoducis, Marselius die Lu tamquam magister et rector fabrice ecclesie predicte, frater Iohannes de Zonne, prior conventus fratrum predicatorum in Buscoducis, atque frater Iohannes de Os, gardianus conventus fratrum minorum in Buscoducis, quandam cameram cum suis attinentiis et iuribus universis, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium, quam cameram Mechteldis filia quondam Tielmanni Vinck, relicta quondam Iohannis Hûninc erga Hillam et Margaretam sorores, filie naturales quondam Heilwigis Spikers, acquisierat, prout in litteris, et quam cameram dicta Mechteldis dominis decano, capitulo, fabrice et conventibus predictis in eius testamento legaverat, ut dicebat, hereditarie supportavit michi Lamberto (= de stadssecretaris Lambrecht van Doorne) ---.
 
Dictus Lambertus premissa hereditarie supportavit Elisabeth relicte quondam Reyneri Loenman cultellificis.
5.R 1222, f 222v: Henricus filius quondam Reyneri Loenman cultellificis quandam cameram cum suis attinentiis et iuribus universis, sitam in Buscoducis supra parvum beginagium, quam cameram cum suis attinentiis et iuribus predictis Elisabeth relicta dicti quondam Reyneri erga Lambertum de Doernen, filium Christiani, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Aleidi relicte quondam Iohannis vanden Eynde, filie quondam Henrici Kaeter.
6.R 1223, f 221: Aleidis relicta quondam Iohannis vanden Eynde, filia quondam Henrici Kater, cum tutore, hereditarie vendidit michi ad opus conventus sancte Clare in Buscoducis hereditarium censum quatuor librarum monete, solvendum hereditarie nativitatis Iohannis --- de et ex quadam camera olim Elizabeth relicte quondam Reyneri Loenmans, nunc dicte Aleydis, sita in Buscoducis in parvo beginagio inter cameram Gerburgis relicte quondam Johannis Reymbrants ex uno et inter murum dicti beginagii ex alio.
samen met haar zoon Jan op 28 september 1465 de huisplaats ervan transporteerde aan Rikmoed dochter van Willem Roelofsz. Deze huisplaats werd gesitueerd tussen de openbare straat en de begijnhofmuur.1 Aannemelijk is dat de kamer ten prooi is gevallen aan de stadsbrand van 13 juni 14632
Op 15 januari 1488 schonk Rikmoed de huisplaats, nu weer met bebouwing, aan de zusters van het Bethaniëklooster op de Windmolenberg, en wel voor de bouw van een nieuwe kloosterkerk.3 De nieuwe bebouwing bleek te bestaan uit twee kameren, die dezelfde dag werden verhuurd aan respectievelijk Liesbet dochter van wijlen Albrecht van Triest en Elsbeen weduwe van Jan van den Lueke. Van de ene kamer werd gezegd dat zij gelegen was tussen erf van Geertruid weduwe van Aart Baten van Veghel en een weg door en over het begijnhof, strekkend vanaf een leeg erf tot aan een doorgang naar het privaat aldaar, de andere kamer werd gesitueerd naast de genoemde weg door en over het begijnhof.4

Overzicht

Gerit Snoec, kanunnik van Sint-Jan »
zijn zuster Ida »
Jutte dr.w. Jan van Helmond, wed. Willem Geritsz. Wambuisstikker 1400.01.15 »
Heilwig Spijkers 1416.08.04 al haar goederen bij testament »
nat. drs. Hille en Margriet 1417.02.13 »
Mechteld dr. Tielman Vinek, wed. Jan Huninc bij testament »
deken, kapittel en kerkfabriek van de Sint-Jan, de predikheren en de minderbroeders 1436.10.29 »
Lambrecht van Doorne 1436.11.17 »
Liesbet wed. Reinier Loenman messenmaker door vererving »
1.R 1234, f 209v: Reynera filia quondam Iohannis vanden Eynde, relicta quondam Franconis Cnoep, et Iohannes filius Reynere et quondam Franconis predictorum, cum tutore, domistadium quoddam situm in Buscoducis supra parvum beghinagium inter communem plateam ex uno et inter quendam murum ad dictum beghinagium spectantem ex alio, tendens ab hereditate sororis Iohanne de Boemel ad communem vicum ibidem, ut dicebat, hereditarie vendiderunt Rijchmoedi filie quondam Willelmi Rolofs soen.
2.Kroniek van Peter van Os, 185.
3.R 1257, f 203v: Rijchmoedis dicta Riswijn, filia quondam Willelmi Rolofs soen, cum tutore, domistadium quoddam, situm in Buscoducis supra parvum beginadium inter communem plateam ex uno et inter quemdam murum ad dictum beginadium spectantem ex alio, tendens ab hereditate sororis Iohanne de Boemel ad communem vicum ibidem, pridem venditum dicte Rijchmoedi a Reynera filia quondam Iohannis vanden Eynde, relicta quondam Franconis Cnoep et Iohanne eius filio, prout in litteris, simul cum edificiis et structuris in dicto domistadio interim situatis et edificatis, ut dicebat, hereditarie supportavit michi ad opus sororum regularissarum conventus de Bethania, siti in Buscoducis ad locum dictum Wijntmoelenberch, necnon eisdem sororibus contulit et donavit simpliciter propter Deum et in puram elemosinam, videlicet in subsidium edificature seu plantacionis nove ecclesie brevibus temporibus adiutorio Dei altissimi in dicto conventu fabricande et conservande, ut dicebant ---, tali annexa condicione quod premissa nunquam vendentur seu alienantur, ymmo quod proventus et emolumenta exinde provenitura in subsidium plantacionis dicte nove ecclesie sic ut premittitur fabricande et conservande perpetuis temporibus reservari debeant.
4.R 1257, f 232v: Sorores Hadewigis vanden Vrijthoff, priorissa, Elisabeth de Eyndovia, suppriorissa, Heilwigis de Buscel, procuratrix conventus sororum regularissarum de Bethania, siti in Buscoducis ad locum dictum Wijntmoelenberch, cum tutore, in presentia et de expresso consensu et voluntate fratris Coenrardi de Stramproede, eorum confessoris, cameram quandam de duabus cameris, sitis in Buscoducis supra parvum beginadium inter hereditatem Geertrudis relicte quondam Arnoldi Baten de Vechel ex uno et inter quamdam viam que tendit per et trans idem beginadium ex allo, tendentem a quadam vacua hereditate eiusdem beginadii usque ad quendam transitum qui tendit ad cloacam ibidem, illam scilicet cameram de duabus cameris predictis que sita est ibidem contigue iuxta hereditatem seu cameram dicte Gertrudis --- locavit recto locationis modo Ehisabeth filie quondam Aelberti van Triest, ab eadem Elisabeth quam diu in humanis vixerit et non ultra possidendam et habendam pro oneribus dicti beginadii, dictis den onraet vanden hove, ad eandem cameram more solito e iure conservandis, necnon pro duabus libris monete conventui sancte Clare in Buscoducis annuatim exinde e iure solvendis, ut dicebat, conservandis et solvendis ab alia anno quolibet vita eiusdem Elisabeth durante et non ultra, terminis solitis ad hoc, debetis, consuetis et oportunis, tali annexa condicione quod dicta Elisabeth dictam cameram interim conservabit de textu et parietibus in bona et decenti reparacione, salvo hoc in casu quo n...tatium? facient? interim alique novi fore reparandum? de premissis, quod hoc fiat expensis dicti conventus ---.
 
Dicte sorores cum tutore, cum consensu utsupra, reliquam cameram de dictis duabus cameris, illam scilicet cameram de duabus cameris predictis que sita est ibidem contigue iuxta dictam viam, que via tendit per et trans dictum beginadium, simul cum iuribus et attinentiis eiudem camere, ui dicebant, locaverunt recto locacionis modo Elsbene relicte quondam Iohannis vanden Lueke, ab eadem Elisabeth! quamdiu in humanis vixerit et non ultra possidendam et habendam pro oneribus dicti beginadii dictis den onraet vanden hove ad eandem cameram more solito et iure conservandis, necnon pro duabus libris monete conventui sancte Clare in Buscoducis annuatim exinde e iure solvendis, ut dicebant, conservandis er solvendis ab alia? anno quolibet ad vitam eiusdem Elsbene durante et non ultra termino solucionis ad hoc debitis, consuetis et oportunis, cum condicione utsupra ---.
Hendrik z.w. Reinier Loenman 1452.09.09 »
Aleid wed. Jan van den Einde, dr.w. Hendrik Kater door vererving »
Reinieke dr. Jan van den Einde, wed. Frank Knoep 1465.09.28 »
Rikmoed dr.w. Willem Roelofsz. 1488.01.15 »

Bethaniëklooster verhuur een kamer 1488.01.15 »
Liesbet dr.w. Albrecht van Triest

Bethaniëklooster verhuur andere kamer 1488.01.15 »
Elsbeen wed. Jan van den Lueke

Het Huis metter (Groter) Halen

Een van de grotere gebouwen op het klein begijnhof was het zogeheten Huis metter Halen of Huis metter Groter Halen. Mogelijk ontleende het deze naam aan een 'haal', een hengsel boven de haard om een ketel aan op te hangen, van buitengewone grootte. Maar misschien moeten we eerder denken aan een windas aan de gevel.

Een kamer met twee bedsteden

Op 30 juli 1399 transporteerde juffrouw Isenbeel dochter van Dirk de Schout een kamer in het huis geheten tHuis metter Groter Halen aan Jutte dochter van Jacob van Baschot. De kamer, die twee bedsteden bevatte, was afkomstig van Agnes van Bungen, de moeder van Isenbeel, die haar voor de helft verkregen had van Roelof Roesmont en voor de helft van de meesteressen van het hof.1 Jutte van Baschot droeg de kamer op 7 maart 1405 over aan Liesbet weduwe van Willem van den Arennest.2 Merkwaardig is een niet afgewerkte schepenakte uit 1408, waarin de predikheer broeder Gerit van Hal de kamer wilde overdragen aan Jan Louwer, zoon van wijlen Hendrik. Volgens deze conceptakte had Jutte weduwe van Jan ...? de kamer aan haar zoon Gerit vermaakt.3 Hoe dit ook zij, op 11 februari 1421 gaven broeder Jan van Son, prior van de predikheren, en broeder Gerit van Hal namens het hele klooster de kamer ten erfelijke cijns aan Klaas van Stakenburg, zoon van wijlen Klaas,4 die haar op 19 oktober van hetzelfde jaar overdroeg aan Gudeld weduwe van Hendrik van Vessem.5
1.R 1181, f 236v, blz. 468: Domicella Ysenbela filia quondam Theoderici die Scout, cum tutore, quandam cameram cum suis attinentiis duo lectistadia continentem sitam in Buscoducis in minori curia beghinarum in domo dicta thuis metter groter halen et de qua camera Agnes de Bungen, mater dicte domicelle Ysenbele, unam medietatem erga Rudolphum Roesmont acquisierat et de qua camera dicta domicella Ysenbela reliquam medietatem erga dictam minorem curiam beghinarum seu gubernatores et magistras eiusdem curie acquisierant, ut dicebat, hereditarie supportavit Iutte filie Iacobi de Bascot.
2.R 1184, f 83v: Iutta filia Iacobi de Bascot cum tutore quandam cameram cum suis attinentiis, duo lectistadia continentem, sitam in Buscoducis in minori curia beghinarum in domo dicta thuys metter groeter halen, quam cameram dicta Iutta erga domicellam Ysenbelam, filiam quondam Theoderici die Scout acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Elizabeth filie quondam Wihlelmi vanden Arennest.
3.R 1185, f 367: Frater Gerardus van Hal ordinis fratrum predicatorum in Buscoducis, cum consensu et voluntate fratris Arnoldi de Raempsdonc, prioris dicti conventus, quandam cameram cum suis fundo er attinentiis, sitis in Buscoducis in parva curia beghinarum, sita retro claustrum fratrum minorum in domo dicto thuys met der groter halen, quam cameram cum suis attinentiis Iutta relicta quondam Iohannis predicti erga domicellam Ysenbelam, filiam quondam Theoderici die Scout, acquisierat et quam cameram cum suis attinentiis dicta Iutta in eius testamento legaverat dicto fratri Gerardo suo filio, hereditarie supportavit Iohanni Louwer, filio quondam Henrici, cum litteris et aliis et iure, promittens super omnia ratum servare (niet verder afgewerkt).
4.R 1192, f 63v: Frater Iohannes de Zonne, prior conventus fratrum predicarorum in Buscoducis, atque frater Gerardus de Hal, conventualis eiusdem conventus, nomine et ex parte eorum et tocius conventus predicti, cameram cum suis attinentiis, duo lectistadia continentem, sitam in Buscoducis in minori curia beghinarum in domo dicta thuys mitter groter halen, supportato Iutte filie Iacobi de Baschot a domicella Ysenbela, filia quondam Theoderici die Scout, prout in litteris, dedit ad hereditarum censurn Nycolao de Stakenborch, filio quondam Nycolai, ab eodem hereditario iure habendam pro hereditario censu duarum librarum monete, dando sibi ab anno hereditarie nativitatis Domini ex premissis.
5.R 1192, f 350: Nycholaus de Stakenborch, filius quondam Nycholal, cameram cum suis attinentiis, duo lectistadia continentem vel circiter, sitam in Buscoducis in minori curea! beghinarum in domo dicto dat huys metter halen, datam ad censum dicto Nycholao a fratre Iohanne de Zonne, priore conventus fratrutn predicatorum in Buscoducis, et a fratre Gerardo dicto de Hall, conventuali eiusdem conventus, prout in litteris, hereditarie supportavit mihi ad opus Guedeldis relicte quondam Henrici de Vessem. Opmerkelijk is dat dit transport op 17 juli 1425 nog een keer herhaald is (R 1195, f 126): Nycolaus de Stakenborch, filius quondam Nycolai de Stakenborch, cameram cum suis attinentiis, duo lectistadia continentem, sitam in Buscoducis in minori curia beghinarum in domo dicta thuys mitter
Deze verkreeg op 11 december 1421 van Oede weduwe van Jan Hollander een leeg erf bij en vóór de kamer van Geertruid Neven, Liesbet van Andel en Gudeld zelf, welk erf Agnes weduwe van Thomas Willemsz. in haar testament aan Oede vermaakt had.1 Ook droegen Oede weduwe van Jan Hollander en haar zoon Jan Hollander op 11 mei 1424 aan Gudeld nog een stukje erf 'gelegen op de huisplaats van het huis geheten tHuys mitter Halen tussen het erf van Margriet van Heukelom aan de ene en tussen erf van Gudeld weduwe van wijlen Hendrik van Vessem alias geheten Mesmekers aan de andere zijde'.2 In 1430 vestigde Gudeld ten behoeve van Klaas zoon van wijlen Jan Maasz. een lijfpacht van een mud rogge op het complex gedurende het leven van Aleid vrouw van Gerit de Bie.3 Pas enkele decennia later, op 30 januari 1448, transporteerde Gudeld dit geheel aan Berte weduwe van Hendrik natuurlijke zoon van Aart van Vladeracken,4 deze op 9 mei 1448 aan Ida dochter van Gerit Godeweerts en deze op haar beurt aan Jan Jansz. Loenman.5 Jan Loenman ten slotte droeg de kamer met haar toebehoren op 31 mei 1473 over aan Dirk zoon van wijlen Gerit van Rode.6

Samenvatting

een kamer met twee bedsteden
Roelof Roesmont de helft »
Agnes van Bungen

De meesteressen van het klein begijnhof de helft »
Agnes van Bungen

Iselbeel dr. Agnes van Bungen en Dirk de Schout (1408.05.31) 1399.07.30 »
Jutte dr. Jacob van Baarschot 1405.03.07 »
 groter halen, quam cameram dictus Nycolaus erga fratrem Iohannem de Zonne, priorem conventus predicatorum in Buscoducis atque erga fratrem Gerardum de Hall, conventualem eiusdem conventus, ad censum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit mihi ad opus Guedeldis relicte quondam Henrici de Vessem mesmekers, cultellificis. Op f 42, tussen akten van 21 en 12 mei 1425, bevindt zich ook nog een niet afgewerkte akte. Kennelijk bestond er geen zekerheid over de overdracht uit 1421 en vond men het nodig een nieuw transport te laten plaatsvinden. Het verschil tussen de akten van 1421 en 1425 is dat in eerstgenoemde de prior van de predikheren naast de predikheer Gerit van Hal optrad, terwijl in de laatstgenoemde akte alleen Gerit transportant was. Denkbaar is dat het klooster zich ten onrechte als medebezitter beschouwd heeft.
1.R 1192, f 434v: Oda relicta quondam Iohannis Hollander quandam hereditatem vacuam, sitam supra parvum beginadium in Buscoducis iuxta et ante cameras Gertrudis Neven et Elisabeth de Andel et Guedeldis relicte quondam Henrici Mesmekers, quam hereditatem quondam Agnes relicta quondam Thome Willems soen dicte Ode in suo testamento legaverat, ut dicebat, hereditarie supportavit Guedeldi predicte.
2.R 1194, f 105 nw.: Oda relicta quondam Iohannis Hollander et Iohannes Hollander eius filius, cum tutore, particulam hereditatis, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium in domistadio domus dicte thuys mitter halen inter hereditatem Margarete de Hoculem ex uno et inter hereditatem Guedeldis relicte quondam Henrici de Vessem alias dicti Mesmekers ex alio, tendentem cum uno fine ad murum beghinagii, ut dicebat, hereditarie supportavit Guedeldi predicte.
3.R 1200, f 202 nw. Op 14 juli 1438 droeg Klaas die lijfpacht over aan Jan Goossensz. van Nieuwaal (R 1208, f 417).
4.R 1218, f 238v: Guedeldis relicta quondam Henrici de Vessem cultellificis cum tutore cameram cum suis attinentiis, duo lectistadia continentem, sitam in Buscoducis in minori curia beghinarum in domo dicta thuys mitter groter halen, quam cameram magister Martinus de Zoemeren ad opus dicte Guedeldis erga Nycolaum de Stakenborch, filium quondam Nycolai de Stakenborch, acquisierat; insuper quandam hereditatem vacuam, sitam supra parvum beghinadium in Buscoducis iuxta et ante cameras Gertrudis Nennen, Elisabeth de Andel et Guedeldis predicte, quam hereditatem Guedeldis relicta quondam Henrici Mesmekers erga Odam relictam quondam Iohannis Hollander acquisierat; insuper particulam hereditatis sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium in domistadio domus dicte thuys mitter halen inter hereditatem Margarete van Hoculem ex uno et inter hereditatem Guedeldis predicte ex alio, quam particulam hereditatis dicta Guedeldis erga Odam relictam quondam Iohannis Hollander et Iohannem Hollander, filium eiusdem Ode, acquisierat, prout in diversis litteris, supportavit Berthe relicte quondam Henrici filii naturalis quondam Arnoldi de Vladeracken.
5.R 1218, f 270v: Bertha relicta quondam Henrici filii naturalis quondam Arnoldi de Vladeracken, cum tutore, cameram cum suis attinentiis, duo lectistadia continentem, sitam in Buscoducis in minori curia beghinarum in domo dicta thuys mitter groter halen; insuper quandam hereditatem vacuam, sitam supra parvum beghinagium in Buscoducis iuxta et ante cameras Gertrudis Neven, Elisabeth de Andel et Guedeldis relicte quondam Henrici de Vessem cultellificis; insuper particulam hereditatis, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium in domistadio domus dicte thuys mitter halen inter hereditatem Mette de Hoculem ex uno et inter hereditatem Guedeldis predicte ex alio; quas cameram, hereditatem et particulam hereditatis predictas dicta Bertha erga Guedeldem relictam quondam Henrici de Vessem predictam acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Yde filie Gerardi Godeweerts ---. Dicta Yda cum tutore premissa hereditarie supportavit Iohanni Loenman, filio Iohannis.
6.R 1242, f 65.
Elizabet dr.w. Willem van den Arennest

predikheren 1421.02.11 »
Klaas van Stakenborch 1421.10.19 »
Gudeld (Mesmekers) wed. Hendrik van Vessem (Mesmekers)
(1425.07.17; 1430.02.20; 1438.07.14)

lege plaats
Thomas Willemsz. testament »
(Oda) wed. Jan Hollander 1421.12.11 »
wed. Hendrik Mesmekers

erf op de huisplaats van het Huis met de Grote Haal
Oda wed, Jan Hollander en z. Jan 1424.05.11 »
Gudeld wed. Hendrik van Vessem (Mesmekers)

bovenstaand complex
Gudeld wed. Hendrik van Vessem (Mesmekers) 1448.01.30 »
Berta wed. Hendrik nat.z.w. Aart van Vladeracken 1448.05.09 »
Ida Gerit Godeweerts »
Jan Jan Loenman 1473.05.31 »
Dirk Geritsz. van Rode

Nog een kamer

Een kamer in het Huis metter Halen waarover veel minder bekend is, is die van de begijn Geertruid Leeukens. Zij droeg die kamer, waarin zij woonde, op 2 maart 1411 over aan haar dienstmeid Margriet van Alem, die ook in de kamer woonde. Deze zou de kamer echter pas in bezit nemen - 'aanvaarden' (apprehendere) - na de dood van Geertruid. Na het overlijden van Margriet zelf moest de kamer aan de armen van het Groot Ziekengasthuis komen. Geertruid beloofde Margriet een cijns van 10 pond uit de kamer op bovengenoemde voorwaarde en op voorwaarde dat de cijns pas na de dood van Geertruid gemaand zou worden.1 De transacties leveren enkele buitengewoon interessante juridische puzzels op, waar ik hier echter niet verder op kan ingaan.
Het is niet duidelijk wat er verder met de kamer gebeurd is. Opmerkelijk is dat op 16 juli 1418 de procuratoren van het Groot Ziekengasthuis dat zij alle lasten zouden voldoen die vanwege Geertruid Leeukens zouden voortspruiten uit een kamer waarvan toen een deel werd overgedragen aan Geertruid Neven (zie hiervóór).2 Van deze kamer wordt echter nergens vermeld dat zij zich in het Huis metter Halen bevond. Ook laat de akte van 2 maart 1411 zich niet voegen in de bezitsgeschiedenis.

Overzicht
1.R 1187, f 84: Gertrudis Leeukens, beghina minoris curie beghinarum in Buscoducis, cum tutore cameram suam, sitam in dicta curia in domo consistente ibidem, communiter thuys metter groeter halen nuncupata, in qua camera dicta Gertrudis ad presens moratur, legitime et hereditarie supporravit Margarete de Alem, sue famule, cum ea commoranti, promittens cum tutore super omnia ratum servare, tali condicione quod dicta camera statim post decessum dicte Margarete devolvatur ad opus pauperum pro tempore decumbentium in magno hospitali sito in Buscoducis prope portam Captivorum, hoc addito quod dictam cameram non apprehendet nisi post decessum dicte Gertrudis. Testes, datum supra (= secundam post Invocavit).
 
Dicta Gertrudis cum turore promisit se soluturam dicte Margarete hereditarium censum X librarum monete hereditarie Iohannis ex camera predicta, addicta condicione ut supra et quod dictum censum non monebit nisi post decessum dicte Gertrudis. Testes, datum supra.
2.R 1190, f 440v: Iohannes Hoernken partem et ius ad se specrantes in medietate camere site in Buscoducis in parva curia beghinarum, quam medietatem Aleydis relicta quondam Hermanni Zwertveger hereditarie supportaverat Iohanni Spiker, filio Arnoldi Hoernken, prout in litteris, hereditarie supportavit Gertrudi Neven Ywijns dochter ---. Quo facto Gerardus die Wael et Gerardus Heerken, procuratores maioris hospitalis in Buscoducis, cum consensu provisorum eiusdem hospitalis promiserunt sub obligatione omnium bonorum dicti hospitalis quod ipsi omnem impositionem et obligationem ex parte Gertrudis Leeukens et eius heredum in premissis eventuras et exituras? deponere.
Geertruid Leeuwkens, begijn, 1411.03.02 »
Margriet van Alem, haar dienares (na haar dood de armen van het Groot Ziekengasthuis)

Het Huis van Loon

Aan de zuidkant van het Begijnstraatje, tussen het Huis metter Halen en de Postelstraat, stond een ander huis: het Huis van Loon, dat twee kameren omvatte.1

De oostelijke kamer

Bij testament vermaakte Mechteld Vynnen de helft in het Huis (en erf) van Loon en de daaraan liggende tuin aan haar zoon de chirurgijn mr. Aart Buc, natuurlijke zoon van wijlen Albrecht Buc, priester. Deze droeg die helft, te weten het oostelijk deel naar de minderbroeders toe, op 1 december 1417 over aan Liesbet natuurlijke dochter van wijlen Michiel de Lange van Oirschot. Liesbet droeg de kamer op 2 augustus 1419 over aan Oede dochter van wijlen Dirk Oede Heinenz.2 Hierna is de helft van het Huis van Loon in het bezit gekomen van Oedes broer Hendrik, die haar op 20 juni 1441 transporteerde aan Koenegond weduwe van Aart Bruystens vleeshouwer.3 Koenegond droeg haar op 4 augustus 1444 over aan Heilwig dochter van wijlen Gijsbrecht van den Leempoel.4
Op 26 oktober 1453 was de helft in het bezit van heer Wouter Back, zoon van Gijsbrecht, die haar overdroeg aan Engbrecht zoon van wijlen Jan van den Leempoel.5 Een groot aantal personen, waarschijnlijk zijn erfgenamen, transporteerden de helft op 6 februari 1455 aan Ages dochter van wijlen Aart van Beke,6 en deze op
1.Zie de volgende noot.
2.R 1190, f 301v: Magister Arnoldus Buc cyrurgicus, filius naturalis quondam domini Alberti Buc presbiteri, ab eodem quondam domino Alberto et quondam Mechtilde Vynnen carnaliter genitus sive procreatus, medietatem ad se vigore cuiusdam testamenti per quondam dictam Mechtildem eius matrem coram domino Adam de Mierde presbitero tamquam notario facti, spectantem in domo et area dicta thuys van Loen atque in orto dicte domui adiacente, sitis in parva curia beghinarum, ibidem inter domum ibidem sitam, dictam thuys vander halen, ex uno et inter communem vicum ibidem dictum die Postelstraet ex alio, scilicet in illa medietate domus, aree et orti predictorum que sita est versus oriens et versus convenium fratrum minorum, prout dicta quondam Mechtildis medietatem domus, aree et orti predictorum inhabitare consueverat, ut dicebat, hereditarie vendidit Elisabeth filie naturali quondam Mychaelis die Langhe van Oirscot ---.
 
Dicta Elizabet, cum tutore, dictam medietatem hereditarie supportavit Ode file quondam Theoderici dicti Ode Heynen soen.
3.R 1211, f 211v: Henricus filius quondam Theoderici dicti Odeheynen soen medietatem cuiusdam domus et aree dicte thuys van Loen atque cuiusdam orti dicte domui adiacentis, sitorum in Buscoducis in parva curia beginarum, ibidem inter domum ibidem dictam thuys vander halen ex uno et inter communem plateam dictam die Postelstraet ex alio, scilicet illam medietatem que sita est versus oriens seu conventum fratrum minorem, quam medietatem Ode filia dicti quondam Theoderici erga Elizabeth filia naturalem quondam Mychaelis die Langhe van Oerschot acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Conegundi relicte quondam Arnoldi Bruystens carnificis.
4.R 1214, f 201v oud, 211v nw.: Conegundis relicta quondam Arnoldi Bruystens carnificis, cum tutore, medietatem cuiusdam domus et aree dicte thuys van Loen atque cuiusdam orti dicte domui adiacente, sitorum in Buscoducis in parva curia beghinarum, ibidem inter domum ibidem sitam dictam thuys vander halen ex uno et inter communem plateam dictam die Postelstraet ex alio, quam mediatem predictam dicta Conegundis erga Henricum filium quondam Theoderici dicti Odeheynen soen acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Heilwigi filie quondam Ghiselberti vanden Leempoel.
5.R 1224, f 8: Dominus Wolterus Back, filius quondam [Giselberti ...] --- insuper medietatem cuiusdam domus et aree dicte thuys van [Loen] atque cuiusdam orti supra! dicte domui adiacenti, sitorum in Buscoducis in parva curia beghinarum, ibidem i[nfra]? domum ibidem sitam, dictam thuys vander halen ex uno et inter communem plateam dictam die Postelst[raet] ex alio, quam medietatem predictam Heilwigis relicta quondam Ghiselberti vanden Leempoel erga Conegundem relictam quondam Arnoldi Bruystens carnificis acquisierat, prout in diversis litteris, hereditarie supportavit Engberto vanden Leempoel, filio quondam Iohannis vanden Leempoel.
6.R 1225, f 361-361v: Gerardus de Essche, maritus et tutor legitimus ut dicebat Ode sue uxoris, filie quondam Henrici vanden Leempoel, fratris dum vixerat quondam Heylwigis vanden Leempoel, filie quondam Ghiselberti vanden Leempoel, Ghiselbertus et Willelmus fratres, liberi quondam Henrici vanden Vlasvoert, eb eodem quondam Henrico et quondam Agnete sua dum vixerat uxore, filia quondam Ghiselberti vanden Leempoel, fratris dum vixerat dicte Heylwigis, pariter geniti, Nycolaus filius quondam Andree die Rademeker, maritus et tutor legitimus ut dicebat Heylwigis sue uxoris, Baudewinus Weygerganc, maritus et tutor legitimus ut dicebat Ode sue uxoris, Nycolaus vanden Boydonc, maritus et tutor legitimus ut dicebat Elisabeth sue uxoris, filiarum dicti quondam Henrici vanden Vlasvoert, Iohannes et Engbertus fratres atque Elisabeth eorum sororis, liberi quondam Iohannis vander Meer, fratres dum vixerat eiusdem quondam Heylwigis, Iohannes vanden Boer, maritus et tutor legitimus ut dicebat Katerine sue uxoris, filie dicti quondam Iohannis vander Meer --- medietatem cuiusdam domus et aree dicte thuys van Loen atque cuiusdam orti supradicte domui adiacentis, sitorum in Buscoducis in parva curia beginarum, ibidem inter domum ibidem sitam dictam thuys vander halen ex uno et inter communem plateam dictam die Postelstraet ex alio, quam medietatem predictam Heylwigis filia quondam Ghiselberti vanden Leempoel erga
haar beurt op 2 juni 1462 aan Belie weduwe van Herbrecht Goiarts, zoon van wijlen Jan die Vette.1 Mogelijk heeft Belie de helft ten slotte tussen 20 en 23 oktober 1465 overgedragen aan Frank van Langel. De akte die daarvan is overgeleverd, is echter niet afgewerkt.2

Samenvatting

Mechteld Vynnen (testament) »
haar zoon mr. Aart Buc, nat.z.w. Albert Buc, priester 1417.12.01 »
Liesbet nat.dr.w. Michiel de Lange van Oirschot 1419.08.02 »
Oede dr.w. Dirk Oede Heinen
Hendrik z.w. Dirk Oede Heinen
1441.06.20 »
Koenegond wed. Aart Bruistens vleeshouwer 1444.08.04 »
Heilwig Gijsbrechtsz. van den Leempoel

Wouter Gijsbrechtsz. Back 1453.10.26 »
Engbrecht Jansz. van den Leempoel
diens erfgenamen
1455.02.06 »
Agnes dr.w. Aart Jan Jacobsz. van Beke
1462.06.02 »
Belie Jan die Vette, wed. Herbert Goiartsz.
1465.10.20-23 »
Frank van Langel

De westelijke kamer

Op 17 augustus 1401 droeg juffrouw Oede dochter van wijlen Jan die Koe van Driel aan haar zusterjuffrouw Willemke haar recht over op de helft in een kamer met haar ondergrond, die van juffrouw Jutte van Driel was geweest.3 Denkelijk ging het hierbij om het westelijk deel van het Huis van Loon. Wat er verder met deze kamer gebeurd is, kon niet worden achterhaald.

Overzicht

westelijke kamer?
Oda dochter wijlen Jan de Kok van Driel recht op helft kamer 1401.08.17 »
Willemke dochter wijlen Jan Kok
 Conegundem relictam quondam Arnoldi Bruystens carnificis acquisierat, prout in litteris, legitime et hereditarie supportaverunt dicte Agneti filie quondam Arnoldi de Beke.
1.R 1232, f 63: Agnes filia quondam Arnoldi dicti de Beke, filii quondam Iohannis dicti Jacobs soen, cum tutore, medietatem cuiusdam domus er aree dicte thuys van Loen atque cuiusdam orti supradicte domui adiacentis, sitorum in Buscoducis in parva curia beginarum, ibidem inter domum ibidem dictam thuys vander halen ex uno et inter communem plateam dictam die Postelstraet ex alio, quam medietatem Agnes predicta erga Gerardun de Essche, Ghiselbertum et Willelmum fratres, liberos quondam Henrici dicti vander Vlasvoirt, Nicholaum filium quondam Andree dicti die Rademeker, Baudewinum dictum Weygerganc, Nicholaum dictum vander Boydonc, Iohannem et Engbertum fratres atque Elizabeth eorum sororem, liberos quondam Iohannis dicti vander Meer, et Iohannem dictum vanden Boer acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Belye relicte quondam Herberti Goyarts, filie quondam Iohannis dicti die Vette.
2.R 1235, f 3 (tussen akten van 20 en 23 oktober 1465): Belya relicta quondam Herberti Goyarts, filia quondam Iohannis dicti die Vette, cum tutore, medietatem cuiusdam domus et aree dicte thuys van Loen atque cuiusdam orti supradicte domui adiacente, sitorum in Buscoducis in parva curia beginarum, ibidem inter domum ibidem, dictam thuys vander halen ex uno et inter communem platheam dictam de Postelstraet ex alio, quam medietatem Belya predicta erga Agnetem filiam quondam Arnoldi dicti de Beke, filii quondam Iohannis dicti Jacobs soen acquisierat, prout in litteris de Buscoducis dicebat contineri, supportavit michi ad opus dicti Franconis in contractu precedente.
3.R 1182, f 275, blz. 657: Domicella Oda filia quondam Iohannis die Koc de Driel cum tutore totam partem et omne ius sibi competentes in medietate unius camere cum suo fundo, site in Buscoducis in minori curia beghinarum in domo dicta de Loen, scilicet in illa camera cum suo fundo que dudum spectabat ad domicellam Iuttam de Driel, ut ipsa dicebat, hereditarie supportavit domicelle Wihlelme sue sorori, filie dicti quondam Iohannis Koc.
Het Nederhuis

Een ander huis op het hof was het Nederhuis. Het is denkbaar dat dit huis bestond uit vier kameren. Dit zou kunnen worden afgeleid uit een schepenakte uit 1448, waarin gesproken wordt van een kamer uit quatuor locis dictis communiter van vier steden.1 Zoals bekend werd met een domistadium een 'huisplaats' bedoeld; hier zou het dan om 'kamerplaatsen' kunnen zijn gegaan.
Waar het Nederhuis precies stond is uit de bronnen niet op te maken. In een schepenakte van 20 augustus 1474 wordt de genoemde kamer 'van vier steden' gesitueerd tussen zeker leeg erf geheten den Reefter en tussen erf van Margriet Heren, strekkend van de de weg door het begijnhof tot aan de muur van het hof. Maar ook deze percelen laten zich niet exact situeren.2 Den Reefier wordt voor het eerst vermeld in 1465 als 'erf geheten den Reefter3 en lag achter de kameren aan de Posteistraat. Het behoorde toen tot verschillende erven en zal dus als opgesplitst zijn in plaatsjes en tuintjes bij de kameren.4

De kamer 'van vier steden'

Op 17 mei 1448 verklaarden de bestuurders van het Groot Ziekengasthuis dat zij van de uitvoerders van het testament van Margriet Spijkers drie schepenakten, een oorkonde uitgevaardigd door de minderbroeders en een notariële akte hadden ontvangen. Van vier van deze documenten wordt het begin en het einde weergegeven: een schepenakte van 23 september 1381, een van 21 juli 1401, de akte van de minderbroeders van 18 oktober 1398 en een notariële akte waarvan de datering ontbreekt.5 Waarom van de derde schepenakte niet het begin en het eind is weergegeven, wordt niet gezegd. Mogelijk is hier sprake van een kopiïstenfout. Dit zou ook de hierna te noemen verkeerde datum 21 juli 1401 kunnen verklaren.
De akte uit 1381 is ook teruggevonden in het schepenprotocol. In deze akte droeg de procurator van de Bossche Tafel van de Heilige Geest een kamer, die van Aleid Maelghijs was geweest, over aan Luite weduwe
1.R 1218, f 348v, Ricoldus die Borchgreve et Anthonius vander Oeteren tamquam rectores maioris hospitalis siti in Buscoducis iuxta portam Captivorum, cum consensu provisorum eiusdem hospitalis, quandam cameram cum suis edificiis olim Margarete filie naturalis domini quondam Iohannis Ghijskini presbiteri, de quatuor locis dictis communiter van vier steden, sitam in Buscoducis in minori curia beginarum in domo dicto dat Nederhuys, quam cameram cum suis edificiis Margareta Spikers et Hilla eius soror in eorum testamento ac ultima voluntate pauperibus iuxta portam Captivorum in Buscoducis legaverat, ut dicebat, legitime et hereditarie vendiderunt Iohanni Reymbrants, filio quondam Iohannis Reymbrants. De akte is niet afgewerkt. Zij bevindt zich tussen akten van 25 en 27 april 1448.
2.Voor de kamer van Margriet Heren zie hierna.
3.R 1235, f 3 (20 oktober 1465).
4.R 1242, f 220v (10 september 1473): aream seu fundum cuiusdam camere, sitam in Buscoducis supra parvam curiam beginarum, ibidem in opposito olim habitacionis quondam domini Henrici de Weerthusen, nunc Henrici filii quondam Coenrardi Tymmerman, inter hereditatem Arnoldi de Beeck filii quondam Bertoldi, ex uno et inter hereditatem Theoderici de Rode carpentarii, filii quondam Gerardi, ex alio, tendentem a communi platea dicta die Postelstraet ad quandam hereditatem den Reventeer vocatam, ad diversas hereditates ibidem situatas spectantem.
5.R 1218, f 126: Rycoldus die Borchgreve et Anthonius vander Oetheren tamquam rectores maioris hospitalis siti in Buscoducis prope portam Captivorum, cum consensu provisorum dicti hospitalis, palam recognoverunt se recepisse ab executoribus testamenti quondam Margarete Spikers tres litteras scabinales de Buscoducis, unam litteram sigillis frarris Laurencii Sconc et conventus fratrum minorum de Buscoducis sigillatam et unum instrumentum, mentionem de quadam camera, que dudum fuerat Aleydis Maelghijs, postea Margarete Spikers, sita in Buscoducis in minori curia beghinarum, facientem, quarum principia et fines sequunrur:
Aelbertus dictus Wael, procurator mense sancti Spiritus in Buscoducis, ex parte et nomine dicte mense, cum consensu et voluntate provisorum eiudem mense, quandam cameram etc. Testes interfuerunt scabini in Buscoducis Leonius de Lancvelt et Iohannes filius Boudewini. Datum feria 2a post festum beati Mathei apostoli et evangeliste anno Domini M° CCC° octuagesimoprimo;
Luyta relicta quondam Mathie Scermers, cum suo tutore ad hoc ab ea electo et ei a iudice rite dato, quandam cameram etc. Testes interfuerunt scabini in Buscoducis Gerardus de Wyel et Gerardus Scilder. Datum feria quinta post festum divisionis beatorum apostolorum anno Domini M° CCCC° primo;
Nos frater Laurencius Sconc et conventus fratrum minoruin de Buscoducis etc. In cuius rei testimonium sigillum dicti nostri conventus una cum sigillo mei gardiani predicti presentibus duximus apponendum. Datum anno a nativitate Domini M° trecentesimo nonagesiino octavo, mensis octobris die decima octava;
In nomine Domini amen. Per hoc presens publicum instrumentum etc. Presentibus ibidem discretis et honestis personis Goeswino Herinck, Cornelio Iacobi, Marie Bruystens, Elisabeth Scouthen et Gertrude Borchardi, testibus ad premissa vocatis specialiter et rogatis, quod instrumentum manu Arnoldi de Aggere scriptum et eius sigillo signatum est, ut apparabat; ---.
Datum XVII maii.Tradatur Iohanni Spiker.

van Mathijs Scermers.1 Van de schepenakte van 21 juli 1401 moet gezegd het jaartal verkeerd zijn. De overige gegevens, zowel de beginwoorden als de dagtekening — feria quinta post festum divisionis beatorum apostolorum -, zijn in overeenstemming met een akte van 19 juli 1397 in het Bosch' schepenprotocol. In deze akte transporteert Luite de kamer, die zij had verkregen van de Tafel van de Heilige Geest, aan Margriet Spijkers. Interessant in deze akte is de overdracht van 'het derde deel van twee plaatsen (stallorum) geheten steden, gelegen bij genoemde kamer, namelijk dat derde deel dat gelegen is naast genoemde kamer en welk derde deel genoemde Luite van genoemd klein begijnhof had verkregen.2 Mogelijk zijn hier de 'kamerplaatsen' van twee vroegere kameren bedoeld.3
Hierna missen we het zicht op de bezitsverhoudingen gedurende enkele decennia. In deze tijd moet de kamer mede in het bezit zijn gekomen van de zuster van Margriet Spijkers, Hille. De gezusters hebben haar vervolgens vermaakt aan de armen op de Gevangenpoort, zoals blijkt uit een niet afgewerkte akte van eind april 1448, waarin de bestuurders van het Groot Ziekengasthuis ze aan Jan Reymbrants wilden verkopen.4 Op 17 mei van dat jaar vond de verkoop daadwerkelijk plaats.5
Jan Jan Reymbrants was nog in 1490 in het bezit van de kamer. Op 20 augustus 1474 beloofde hij een pacht van een half mud rogge uit de kamer met haar ondergrond, die bij deze gelegenheid gesitueerd werd tussen zeker leeg erf geheten den Reefter en tussen erf van Margriet Heren, strekkend van de de weg door het begijnhof tot aan de muur van het hof.6 Op 27 augustus 1490 beloofde Jan aan Klaas Petersz. Pels 8 gulden binnen vier jaar te betalen. De kamer werd hem overgedragen op voorwaarde dat zij terug getransporteerd moest worden wanneer de som tijdig betaald was. De camere hueren die Klaas in de tussentijd zou ontvangen, werden aan de 8 gulden gekort. De vrouw van Klaas beloofde dit, omdat hij zelf in het buitenland was. Zij beloofde ook dat wanneer hij terug zou komen, dat hij dan de schuldbelofte zou cancelleren, waarmee ook de schuldgelofte zou zijn tenietgedaan die hij op Jan had aangaande een koopman uit Lübeck. De kamer werd nu gesitueerd tussen erf van de erfgenamen van Jan Heren vleeshouwer en erf van Lodewijk Beys.7 Deze laatste zou dus inmiddels in het
1.R 1176, f 221v: Albertus Wael ut supra (= procurator mense sancti Spiritus in Buscoducis) quandam cameram ad dictam mensam sancti Spiritus spectantem, que fuerat quondam Aleydis Maelghijs, sitam in minori curia beghinarum, ut dicebat, supportavit Ade de Mierd ad opus Luyte relicte quondam Mathye Scermers.
2.GAHt, R 1181, f 19, blz. 37: Luyta relicta quondam Mathye Scermers cum tutore quandam cameram que fuerat quondam Aleydis Maelghijs, sitam in Buscoducis in minori curia beghinarum, supportatam Ade de Mierde ad opus dicte Luyte ab Alberto Wael, procuratore mense sancti Spiritus in Buscoducis, ex parte et nomine mense et cum assensu et voluntate provisorum eiusdem mense, prout in litteris, atque terciam partem duorum stallorum dictorum steden, sitorum iuxta dictam cameram, scilicet illam terciam partem que sita est contigue iuxta dictam cameram, et quam terciam partem dicta Luyta erga dictam minorem curiam beghinarum acquisierat, ut dicebat, prout ibidem site sunt et ad dictam Luytam dinoscuntur pertinere, hereditarie supportavit Margarete Spikers filie naturali Heylwigis Spikers, supportavit.
3.Zie hiervóór.
4.Zie hiervóór.
5.R 1218, f 271: Rycoldus die Borchgreve et Anthonius vander Oetheren tamquam rectores et magistri maioris hospitalis siti in Buscoducis prope portam Captivorum, cum expressis consensu et voluntate provisorum dicti hospitalis, quandam cameram cum suis fundo et attinentiis universis, sitam in Buscoducis supra parvum beghinadium, prout illa camera cum suis attinentiis ibidem sita est et ad quondam Margaretam Spikers pertinere consueverat, ut dicebant, hereditarie vendiderunt Iohanni Reymbrants.
6.R 1243, f 297: quadam camera ac eius fundo dicti Iohannis filii quondam Iohannis Reymbrants, sita in Buscoducis supra parvum beginadium, ibidem inter quandam vacuam hereditatem dictam den Reefier ex uno et inter hereditatem Margarete Heren ex alio, tendentem a via que tendit per dictum beginadium retrorsum usque ad murum dicti beginadii. Op 14 december werd deze pacht overgedragen (R 1252, f 207).
7.R 1259, f 213: Iohannes filius quondam Iohannis Reymbrants promisit super omnia et habenda mihi ad opus Nicolai Pels, filii quondam Petri Pels, quod ipse dabit et solvet eidem Nycolao ad spacium quatuor annorum Remigii confessoris proxime futuro sine medio sequentium quolibet dictorum annorum octo florenos aureos XXti stuvers aut valorem eorundem in alia pecunia pronunc ad bursam communiter currente pro quolibet computando Remigii confessoris, et pro primo solutionis termino Renzigii proxime futuro ultra annum et sic deinceps anno quolibet dicto annorum spacio durante. Testes, datum supra (= XXVIIa augusti).
Notun sit universis quod cum ita acta fuisset ut iam supra, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Iohannes Reymbrants, filius quondam Iohannis, cameram quamdam eiusdem Iohannis, sitam in Buscoducis supra parvum beginadium inter quandam vacuam hereditatem den Reefler vocatam ex uno et inter hereditatem quondam Iohannis Heeren carnficis, nunc eius heredum, nencnon hereditatis Lodovici Beys ex alio, ut dicebat, hereditarie supportavit mihi ad opus dicti Nycolai Pels ei effestucando resignavit ---, tali annexa condicione in casu quo dictus Nycolaus de supradictis octo florenis annuis quo ad spacium quatuor annorum predictorun contentatus fuerit, quod extunc presens supportatio de cetero erit nulla nulliusque rasioris? et moniendi, ymmo quod idem Nycolaus dictam cameram extunc prefato Iohanni Reymbrants ad eius requisitum hereditarie supportare tenebitur ---. Eciam condicionatum est quod quando? dictus Nycolaus interea receperit de emolumentis dicte camere hueren eiusdem camere, quod hoc erit in defalcatione annua? solutione octo florenorum predictorum, quemadmodum Nycolaa uxorem legitimam dicti Nycolai propter notoriam

bezit van het erf den Reefter moeten zijn gekomen, maar dit blijkt toch niet helemaal te kloppen (zie hieronder).

Overzicht

Tafel van de Heilige Geest 1381.09.23 »
Luitgard wed. Mathijs Scermers 1401.07.21 »
??

Margriet en Hille Spijkers (1437.04.05) (testament) »
arme gevangenen
Groot Ziekengasthuis ([1448.04.25-27]) 1448.05.17* »
Jan (Jansz.) Reymbrants (1474.08.20; 1482.12.14) 1490.08.27 »
Klaas Peter Pels (op voorwaarde)

Nog een kamer

Op 26 maart 1390 verkochten de kinderen van wijlen Pauwels Kersmaker een kamer 'in het huis gelegen aldaar, geheten gewoonlijk Dat Nederhuys' aan Jutte dochter van Jan Helmond snijder, weduwe van Willem Geritsz. Die kamer was van hun zuster Aleid geweest. Zij werd gesitueerd tussen de kamer van juffrouw Van Gestel en de kamer van Luitgard van Hemert.1 Al ruim een jaar later droeg Jutte de kamer over aan Mechteld weduwe van Wouter Riken.2 Op 21 juni 1391 droegen de kinderen van Wouter haar over aan Katelijn natuurlijke dochter van Jan Peters.3 Deze transporteerde op 7 juli 1414 aan Berend Huysman smid en deze op 6 augustus 1414 aan Hille weduwe van Willem van Oss.4 Hille droeg op 29 maart 1424 over aan Hille en Kateljn dochters van wijlen Jan
 absentiam eiusdem Nycolai hoc palam recognovit et consentiit, omni dolo secluso. Testes, datum supra.
Item Claesken huusvrou Claes Pels heeft geloeft, als Claes Pels, die nu uut is, wederom thuys comen sal wesen, dat hy dan deze signetten ende hantscrift in onser? presentien cancelleren zall. Ende hier mede sullen te nyeut wezen tsignet ende thantscrift dat Claes heeft op Jannen voirscreven aengaende enen coopman van Lubeeck by namen Coenrart ende man!(= Endeman?).
1.R 1178, f 143: Paulus, Iohannes, Iohannes! et Henricus fratres, liberi quondam Pauli Kersmaker, et Iacobus Meelman, maritus et tutor legitimus ut asserebat Elisabeth sue uxoris, filie dicti quondam Pauli, quandam cameram cum eius fundo, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium in domo sita ibidem dicta communiter dat Nederhuys inter cameram domicelle de Gestel ex uno et inter cameram Luytgardis de Hemert ex alio, ut dicebat, cum eius attinentiis, prout Aleidis filia dicti quondam Pauli primodictam cameram cum eius attinentiis possidere consuevit, ut dicebat, hereditarie vendidit Jutte filie quondam Iohannis de Helmont sartoris, relicte quondam Willelmi Gherijts soen.
2.R 1179, blz. 71: Iutta filia quondam Iohannis da Helmont sartoris, relicta quondam Willelmi Gerijts soen, cum tutore, quandam cameram cum eius fundo, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium in quadam domo ibidem sita, dicta communiter dat Neder huys inter cameram domicelle de Ghestel ex uno et inter cameram Luytgardis dicte de Hemert ex alio, cum attinentiis predicte camere singulis et universis, venditam sibi a Paulo, Iohanni, Iohanni! et Henrico fratribus, liberis quondam Pauli Kersmaker, et Iacobi Meelman, prout in litteris, vendidit Mechtildi relicte quondam Walteri Riken, supportaverunt.
3.R 1187, f 202: Iohannes Riken, filius quondam Walteri Riken et Petrus Becker sHeerden, maritus et tutor legitimus Iutte sue uxoris, filie dicti quondam Walteri, quandam cameram cum eius fundo, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium in quadam domo ibidem sita dicta communiter dat Neder huys inter cameram domicelle dicte de Ghestel ex uno et inter cameram Luytgardis dicte de Hemert ex alio, cum attinentiis primodicte camere singulis et universis, quam cameram primodictam cum eius fundo et attinentiis predictis Mechtildis relicta dicti quondam Walteri Riken erga Iuttam filiam quondam Iohannis de Helvoert sartoris, relictam quondam Willelmi Gerijts soen emendo acquisierat, prout in litteris, et que camera primodicta cum eius fundo et attinentiis predictis dictus Iohanni Riken et Petro Becker et Iutte sue uxori per mortem quondam Mechtildis matris dictorum Iohannis Riken et Iutte sue sororis successionis! est advoluta, hereditarie supportavit Katherine filie naturali quondam Iohannis Peters ---.
 
Dictus Iohannes Riken promisit super omnia quod ipse Walterum filum quondam Iohannis van Vucht pistoris, ab ipso er iamdicta Mechtilde sua uxore, filia dicti quondam Walteri Riken, pariter genitum, adhuc impuberem existentem, ut dicebat, afstand zal laten doen wanneer hij meerderjarig is geworden.
 
Peter Becker belooft dat hij Wouter zoon van wijlen Wouter Riken, die ex patria is, afstand zal laten doen cum adpartes redierit.
4.R 1188, f 452v: Katherina filia naturalis quondam Iohannis Peters soen, cum tutore, cameram cum eius fundo, sita in Buscoducis supra parvum beghinagium in quadam domo ibidem dicta dat Nederhuys inter cameram domicelie de Ghestel ex uno et inter cameram Luytgardis de Hemert ex alio, cum attinenciis camere predicte singulis et universis, supportatam dicte Katherine a Iohanne Riken filio quondam Walteri Riken et Petro Becker sHeerden, marito Iutte filie dicti quondam Wolteri, prout in litteris, hereditarie supportavit Bernardo Huysman fabro ---.
 
Dictus Bernardus premissa hereditarie supportavit Hille relicte quondam Willelmi de Os ---.
Hals.1 Hierna verdwijnt de kamer uit het zicht van de bronnen.

Overzicht

kinderen Pauwels Kersmaker 1390.03.26 »
Jut dr.w. Jan van Helmond of Helvoirt, wed. Willem Geritsz. Wambuisstikker 1391.06.21 »
Mechteld wed. Wouter Riken
kinderen Wouter Riken 1411.08.27 »
Katelijn nat.dr.w. Jan Petersz. 1414.07.07 »
Bertoud of Bernard Huysman smid 1414.08.06 »
Hille wed. Willem van Oss 1424.03.29 »
drs.w. Jan Hals

Nog een kamer

Op 16 november 1395 transporteerde Liesbet weduwe van Willem van Gestel een kamer met haar ondergrond in het Nederhuis aan Luitgard dochter van wijlen Goiart geheten Goddijn van Ophemert. Margriet dochter van Jan van Amersvoert deed tegelijkertijd afstand van haar recht op de kamer.2 Mogelijk is met de verkrijgster Luitgard de bovengenoemde Luitgard van Hemert bedoeld. Hierna verdwijnt ook deze kamer uit het zicht.

Overzicht

Elizabet wed. Willem van Gestel 1395.11.16 »
Luitgard dr.w. Goddijn van Ophemert

Nog een kamer

Op 22 september 1401 transporteerden Liesbet van Deest, weduwe van Hendrik van Harlewyde van Ophemert, en haar kinderen Aart Jacob, Gijsbrecht en Liesbet een kamer aan Margriet natuurlijke dochter van Jan Gijskens, priester. Deze kamer bevond zich in het Nederhuis en had toebehoord aan Agnes van Harleweyde, dochter van Liesbet van Deest.3

Overzicht

Agnes van Harieweyde, dr. van Elizabet van Deest en Hendrik van Harieweyde »
Elizabet van Deest, wed. Hendrik van Harieweyde van Ophemert, en hun kinderen 1401.09.22 »
Margriet nat.dr. Jan Gijskens, priester

Nog een kamer

Op 16 maart 1402 droegen Lodewijk zoon van wijlen Goossen Lodewijksz. van Kessel en Jan Buc van Lith als
1.R 1194, f 91v nw.: Hilla relicta quondam Willelmi de Os, cum tutore, cameram cum eius fundo, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium in quadam domo ibidem dicta dat Nederhuys inter cameram domicelle de Gestel ex uno et inter cameram Luytgardis de Hemert ex alio, cum attinentiis camere predicte singulis ac universis, supportatam dicte Hille a Bernardo Huysman fabro, prout in litteris, hereditarie supportavit Hille er Katherine filiabus quondam Iohannis Hals.
2.R 1180, blz. 377: Elizabeth relicta quondam Willelmi de Ghestel, cum tutore, quandam cameram cum suo fundo, ad se spectantem, sitam in Buscoducis in parva curia beghinarum ibidem in domo dicto dat Neder huys, cum omnibus iuribus et attinentiis dicte camere, ut dicebat, hereditarie supportavit Luytgardi filie quondam Godefridi dicti Goddijn de Ophemert ---, salvo dicte curie beghinarum suo iure sibi competente in hereditaria supportatione et alienatione dicte camere. Qua facto Margareta filia quondam Iohannis de Amersvoert, cum tutore, super iure sibi (in) dicta camera cum suo fundo et iuribus (competente) ad opus dicte Luytgardis renunciavit.
3.R 1182, f 284v, blz. 676: Elizabeth de Deest, relicta quondam Henrici de Harleweyde de Op hemert, Arnoldus, Iacobus, Ghiselbertus et Elizabeta, eorum liberi, cum tutore, quandam cameram, ortum cum suis attinentiis, que ad Agnerem de Harleweyde, filiam primodicte Elizabeth spectare consueverat, sitam in Buscoducis in minori curia beghinarum in domo dicta dat Neder huys, ut dicebat, prout dicta camera et ortum cum suis attinentiis ibidem sita est et ad dictam quondam Agnetem spectare consueverat, ut dicebat, hereditarie vendidit Margarete filie naturali quondam Iohannis Ghijskini, presbiteri.
man van Mechteld dochter van wijlen Goossen een kamer in het Nederhuis over aan het klooster van de minderbroeders in 's-Hertogenbosch. Liesbet dochter van wijlen Goossen had die kamer verkregen van Gerit en Goiart zonen van wijlen Marcelis Geritsz. van Scherpenborch. Het klooster wilde die kamer weer verkopen aan Heilwig dochter van wijlen Hendrik Goes, weduwe van Klaas Schoonjansz., maar de akte is niet afgewerkt.1 Toch zal de kamer overgedragen zijn: op 26 januari 1412 droegen de Bossche predikheren aan Katelijn dochter van wijlen Wouter van der Rullen een kamer in het Nederhuis over die zij verkregen hadden uit de testamentaire beschikking van Heilwig weduwe van Klaas Schoonjansz. Kort daarop moet Katelijn Woutersdr. van der Ruilen de kamer overgedragen hebben aan de chirurgijn mr. Aart Buc;2 deze droeg een kamer in het Nederhuis die hij verkregen had van Katelijn op 20 december 1413 over aan Liesbet dochter van wijlen Michiel de Lange van Oirschot,3 die haar op 16 januari 1417 transporteerde aan Heilwig weduwe van Gijb Kesselman de jonge.4
Onbegrijpelijk is vervolgens de schepenakte van 5 mei 1456, waarbij de gardiaan van de minderbroeders een kamer die genoemde Heilwig van Gijb Kesselman had verkregen, overdroeg aan Jenneke Dirksdr. van Bommel. Volgens deze akte zou een zoon van genoemde Liesbet, de minderbroeder Roelof van de Lair, de kamer aan het klooster hebben overgedragen.5 Dit gegeven past niet in de overige.
Wanneer we ervan uitgaan dat het hierbij om dezelfde kamer ging als de hier behandelde, dan werd deze kamer vervolgens door Jenneke aan haar natuurlijke zoon Jan vermaakt, die de woning vervolgens op 23 mei 1472 opnieuw overdroeg aan de minderbroeders.6 In deze akte is echter sprake van een huis en erf, terwijl de andere stukken consequent van een kamer spreken.
In ieder geval transporteerde het klooster de kamer op 9 september 1476 aan Geertruid dochter van wijlen Peter Jan Scheers.7 Deze vermaakte haar aan de predikheren, de kruisbroeders, de Sint-Janskerk en het
1.R 1182, f 386, blz. 861: Ludovicus filius quondam Goeswinus Lodewijchs soen van Kessel et Iohannes Buc de Lyt, maritus et tutor legitimus Mechtildis sue uxoris, filie dicti quondam Goeswini, quandam cameram cum suo fundo, sita in Buscoducis in parva curia beghinarum, ibidem in domo dicta Neder huys, cum omnibus iuribus et attinentiis camere predicte, quam cameram cum suo fundo et cum omnibus suis iuribus et attinentiis Elizabeth filia dicti quondam Goeswini Lodewijchs soen erga Gerardum et Godefridum fratres, liberos quondam Marcelii filii quondam Gerardi dicti Scerpenborch acquisierat, prout quoque? cameram cum suo fundo et iuribus et attinentiis eis de morte dicte quondam Elizabeth successione advolurain [esse]? dicebat, hereditarie supportavit fratri Iohanni vander Straten, gardiano conventus fratrum minorum ---.
 
Frater Iohannes de Rijswiic, gardianus conventus fratrum minorum in Buscoducis, ex parte eiusdem conventus dictam cameram ut supra hereditarie vendidit Heylwigi filie quondam Henrici Goes, relicte quondam Nycholai Scoen Jans soen, supportavit cum litteris et iure (deze akte is niet afgewerkt).
2.R 1187, f 312v: Frater Philippus de Oesterhout, prior conventus predicatorum in Buscoducis, et frater Laurentius de Waelwijc et frater Iohannes de Arkel, conventuales dicti conventus, cameram cum suo fundo, sitam in Buscoducis in parva curia beghinarum in domo dicta dat Nederhuys, quam cameram cum suo fundo quondam Heylwigis relicta quondam Nycholai Scoen Jans in suo testamento legaverat, dictis fratribus Laurentio et Iohanni, ut dicebat, hereditarie supportavit Katherine filie quondam Walteri vander Rullen.
3.R 1188, f 312: Magister Arnoldus Buc cyrurgicus cameram cum suo fundo, sitam in Buscoducis in parva curia beghinarum in quadam domo dicta dat Nederhuys, supportatam dicto magistro Arnoldo a Katherina filia quondam Wolteri vander Rullen, prout in litteris, hereditarie supportavit Elizabet filie quondam Mychaelis de Langhe de Oerscot.
4.R 1190, f 68: Elizabet filia quondam Mychaelis die Langhe de Oerscot, cum tutore, cameram cum suo fundo, sita in Buscoducis in parva curia beghinarum in domo dicta Nederhuys, supportata sibi a magistro Arnoldo Buc cyrurgico, prout in litteris, hereditarie supportavit Heilwigi relicte quondam Ghibonis Kesselman iunioris.
5.R 1226, f 517: Frater Iohannes Scavel, gardianus conventus fratrum minorum in Buscoducis, cameram cum suo fundo, sitam in Buscoducis in parva curia beginarum in domo dicta Nederhuys, quam cameram cum suo fundo Heilwigis relicta quondam Ghibonis dici Kesselman iunioris erga Elizabeth filiam quondam Michaelis dicti die Lange de Oirscot acquisierat, prout in litteris, et quam cameram cum suo fundo quondam frater Rodolphus vanden Lair, conventualis dum vixit dicti conventus ac filius legitimus supranominate Elizabeth, dicto conventui supportaverat atque tradiderat, prout in quodam instrumento publico desuper confecto dicebat contineri, hereditarie supportavit michi ad opus sororis Iohanne dicte de Bomel, filie quondam Theoderici.
6.R 1241, f 353: Iohannes de Boemel, filius naturalis quondam Iohanne de Boemel, medietatem domus et aree in qua dicta Iohanna habitare consueverat, site in Buscoducis retro conventum fratrum minorum ad locum dictum opten cleynen beghijnhoff inter communem plateam ex uno et fine uno et inter hereditatem Bele Kersmekers ex alio, tendentis cum alio fine ad commumem hereditatem dicti beghinagii, ut dicebat, quem medietatem dicta Iohanna dicto Iohanni suo filio in suo testamento legaverat atque relinquerat, prout in instrumento videbatur contineri, hereditarie supportavit michi ad opus dicti conventus fratrum minorum in Buscoducis.
7.R 1245, f 303: Fratres Iohannes de Gestel, gardianus, Alardus Alardi, lector, Gevardus de Voert, conventuales conventus fratrum minorum in Buscoducis nomine et ex parte dicti conventus et quorumcumque conventualium eiusdem conventus presencium et futurorum quandam cameram cum suo fundo atque iuribus er attinentiis, sitam in Buscoducis in parva curia beginarum in domo dicta dat Nederhuyss, prout eadem camera ibidem sita est et ad quondam fratrem Rodolphum vanden Laer ordinis minorum, dehinc ad dictum conventum, dehinc ad sororem Iohannam de Boemel, filiam quondam Theoderici spectare consueverat et nunc vero ad eundem conventum pertinere dinoscitur, ut dicebat, hereditarie vendidit Geertrudi filie quondam Petri Jans Sceers soen.
minderbroederskiooster, elk voor een vierde deel. Deze instellingen droegen haar op 28 juni 1497 over aan Katelijn dochter van wijlen Daneel Gerardsz.1

Overzicht

Gerit en Goiart z.w. Marcelis Geritsz. van Scherpenborch »
Elizabet dr.w. Gozewijn Lodewijksz. van Kessel
Lodewijk en Mechteld, kdn. Gozewijn Lodewijksz. 1402.03.16 »
gardiaan van de minderbroeders ? »
Heilwig wed. Klaas Scoenjans (testament) »
Laurens van Waalwijk en Jan van Arkel, predikheren 1412.01.26 »
Katelijn dr.w. Wouter van der Ruilen »
mr. Aart Buc 1413.12.20 »
Liesbet nat.dr.w. Michiel de Lange van Oirschot 1417.01.16 »
Heilwig wed. Gijb Kesselman jr.

Roelof van de Laar (of Lo) minderbroeder, z. Liesbet Michiel de Lange »
minderbroeders 1456.05.05 »
Jenneke Dirksdr. van Bommel (testament) »
Jan nat.z. Jenneke 1472.05.23 »
minderbroeders 1476.09.09 »
Geertruid Peter Jan Scheers (testament) »
predikheren, kruisheren, St.-Jan een minderbroeders 1497.06.28 »
Katelijn Daneel Goiartsz.

De kamer van Margriet Heren

De zojuist genoemde kamer van Margriet Heren komen we tegen in een transportakte van 21 juli 1481. Margriet weduwe van Jacob Heeren droeg toen aan Jan zoon van wijlen Goiart een kamer gelegen tussen kamer of erf van Hillegond Reymbrants en tussen het leeg erf genaamd den auden Reefter, strekkend van de weg door het begijnhof tot aan erf van Lodewijk Bueys kramer. Jan zou pas na het overlijden van Margriet in het bezit van de kamer komen.2

Overzicht

Margriet wed. Jacob He(e)ren 1481.07.21 »
Jan zoon wijlen Goiart (na de dood van Margriet)
1.R 1265, f 583-583v: Fratres Willelmus de Gravia, supprior, Symon de Oesterhout, procurator, conventus fratrum predicatorum, Iohannes Bern, prior, Ghijsbertus Toelinc, procurator, conventus fratrum cruciferorum, Henricus de Uden et Aelbertus Ketheler, magistri fabrice ecclesie sancti Iohannis ewangeliste, magister Henricus Pelgrom, provisor, et Martinus de Elmpt, procurator conventus fratrum minorum in Buscoducis, nomine et ex parte conventuum et fabrice predictorum, quandam cameram cum suo fundo ac iuribus et attinentiis, sitis in Buscoducis in parva curia beginarum in domo dicto dat Nederhuys, prout eadem camera ibi sita est et ad quondam Gertrudis filia quondam Petri Jans Scheers soen spectare consueverat et quam cameram dicta Gertrudis erga fratres Iohannem de Gestel, gardianum, Alardum Alardi, lectorem, Gevardum de Baert, conventuales dicti conventus fratrum minorum emendo acquisierat, pro ut in litteris, et quam cameram dicta Gertrudis in suo testamento ac ultima (voluntate)a conventibus et fabrice predictis, videlicet unicuique pro una quarta parte legaverat, pro ut hoc in instrumento publico desuper confecto plenius videbatur contineri, hereditarie supportaverunt mihi ad opus Katherine filie quondam Danielis Gerartss.
 
a Dit woord ontbreekt in de tekst.
2.R 1250, f 358: Margareta relicta quondam Iacobi Heeren cum tutore cameram quandam eiusdem Margarete, sitam in Buscoducis supra beginadium parvum, ibidem inter cameram seu hereditatem Hillegondis Reymbrants ex uno et inter quandam vacuam hereditatem dictam den auden Reefter ex alio, tendentem a via que tendit per dictum beginadium retrorsum usque ad hereditatem Lodovici Bueys institoris, simul cum fundo ceterisque iuribus et attinentiis eiusdem camere singulis et universis, ut dicebat, hereditarie supportavit Iohanni filio quondam Godefridi, ab eodem Iohanne statim post obitum dicte Margarete en non prius iure hereditario habendam et possidendam.
Kameren in en bij de Postelstraat

Verschillende kameren worden gesitueerd aan of bij de Postelstraat. Soms wordt gezegd dat deze kameren tegenover het woonhuis van Aart van Waalre of Hendrik van Weerthuizen lagen. Deze laatste was al omstreeks 1394 in het bezit van het huis van zijn grootvader Aart van Waalre gekomen.1 Waarschijnlijk gaat het hierbij om Het Wapen van Luik (Postelstraat 44).2 De eenmaal gegeven belending werd doorgaans in de loop van de tijd gehandhaafd.

Een kamer vóór Aart van Waalre

Op 16 oktober 1392 transporteerden Gerit van Vladeracken en zijn kinderen Jan en Liesbet, Willem van Oudenhoven als man van Cristien, Jan Loyer als man van Gerburg, dochters van Gerit, verder Hubert Steenweg als man van Cristien, Ludeke van Bommel als man van Jenneke en Geerling Geerlingsz. Cnode als man van Goderaad, dochters van wijlen Goossen van den Steen, twee derde deel in een kamer met zijn ondergrond op het klein begijnhof vóór het woonhuis van Aart van Waalre aan Mechteld weduwe van Jacob Coptiten. Deze kamer was van jonkvrouwen Hadewig en Aleid van Engelen, gezusters, geweest. Op 13 januari 1403 droeg Mechteld de hele kamer over aan Agnes weduwe van Thoams Willem veren Gijzenraadsz. Uit de akte die daarvan werd opgemaakt, blijkt dat Heilwig Spijkers, haar dochter Hille en haar zuster Margriet de kamer hadden gekocht van Jan van Engelen en dat Cristien weduwe van Jan Coptiten, vader van de hiervóór genoemde Jacob, haar van Margriet en Heilwig Spijkers had verkregen. Verder werd in deze akte de rechtshandeling van 16 oktober 1392 vermeld en tot slot dat Jacob Jansz. Coptiten het resterende derde deel van zijn moeder Cristien geërfd had en dat dit toen aan genoemde Mechteld toebehoorde.
Hierna ontbreken de gegevens, tenzij met Agnes bedoeld is Agnes van de Kloot, die bekend staat als de eerste bezitster van de hierna te behandelen kamer.

Overzicht

Hadewig en Aleid van Engelen »
Margriet, Heilwig en Hille Spijkers
Margriet en Heilwig Spijkers »
Christijn wed. Jan Coptiten erfenis 1/3 »
hun zoon Jacob Coptiten 1/3 »
Mechteld wed; Jacob Jansz. Coptiten
de kinderen Gerit van Vladeracken en van Gozewijn van den Steen 2/3 1392.10.16 »
Mechteld wed. Jacob Jansz. Coptiten 1403.01.13 »
Agnes wed. Thomas Willem veren Gisenradenz.

Een kamer tegenover Hendrik van Weerthuizen

Op 7 augustus 1436 droeg mr. Jan Goetkint, zoon van wijlen Hendrik van Oss, als man van Goderaad dr. van Klaas Reiniers zijn recht op een huis, eertijds van Agnes van de Kloot, op het klein begijnhof tegenover het woonhuis van wijlen Hendrik van Weerthuizen, in welke kamer Liesbet van Andel woonde,3 over aan Gijsbrecht
1.R 1175, f 133.
2.Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen I, 237-245.
3.Liesbet van Andel sloot op 3 april 1420 een overeenkomst met haar buurman Peter Petersz. de Jode over een stenen muur van Peter 'op het Klein begijnhof op het erf van eerstgenoemde Peter bij het erf van genoemde Liesbet' (R 1191, f 482v: R 1191, f 482v: Petrus die Yoede, filius quondam Petri, ex una parte et Elizabet relicta quondam Iohannis van Andel ex alia parte palam recognoverunt se quasdam ordinaciones mutuo fecisse de quodam muro lapideo consistente in Buscoducis in parva curia beghinarum supra hereditatem primodicti Petri iuxta hereditatem dicte Elizabet. Primo videlicet dictus Petrus palam recognovit sue proprie voluntatis esse quod dicta Elizabet poterit in dicto muro quatuor trabes configere seu immingere per anchoras ad eiusa profectum et nullo alio modo? in eodem muro quecumque edificia ponere vel quecumque alia foramina ponere?, tali condicione annexa quod dicta Elizabet contigue iuxta dictum murum per spacium unius pedare sub tecte? dicti Petri et non alte ponerer unum guttarium, in quo guttario edificia dicti Petri perpetue poterunt scillare, er huiusmodi guttarium dicta Elizabet perpetue in bona et laudabili disositione suis propriis expensis servare tenebitur sic et taliter quod edificiis dicti Petri dampna exinde non eveniant in futurum, prout ipsa cum tutore hoc palam recognovit.) Op 23 april 1426 en 29 augustus 1426 werden cijnzen overgedragen ex camera quadam cum suo fundo, sita in Buscoducis supra parvum beghinagium
Roesmont en Jan Bryxus de goudsmid. Deze transactie is, wanneer het om dezelfde kamer gaat, niet te plaatsen in het kader van twee andere schepenakten, beide van 1 juli 1438. In de ene droeg genoemde mr. Jan Goetkint de helft van een aldaar gelegen kamer, die zijn vrouw Goderaad van haar zuster Liesbet had verkregen, over aan Liesbet weduwe van Gijsbreeht van Meyelsfoirt. In de andere, zoals gezegd van dezelfde datum, transporteerde Jan Jansz. de Maarschalk als man van Heilwig dochter van wijlen Liesbet van Andel, dochter van Klaas Reiniers, de andere helft aan Liesbet weduwe van Gijsbrecht van Meyelsfoirt. Deze droeg het geheel op 9 augustus van hetzelfde jaar over aan Goderaad van Vessem, weduwe van Hendrik Mesmeker, die het op 31 december 1440 transporteerde aan Agnes weduwe van Dirk van Lieshout. Deze laatste droeg op 5 maart 1448 over aan Liesbet weduwe van Jan van Buttel. Haar dochter Geertruid, gehuwd met Jacob Goevy, transporteerde de kamer op 10 januari 1453 aan Katelijn weduwe van Andries van Kloekhoven. De omschrijvingen geven geen nadere bijzonderheden. Dat geldt ook voor de overdracht door de zoon van Katelijn, Jacob Andriesz. van Kloekhoven, op 7 september 1457 aan Gijsbrecht van den Broek en het transport door laatstgenoemde op 18 september 1460 aan Heilwig weduwe van Jan Piek. Pas toen deze op 10 september 1473 transporteerde aan Dirk van Rode timmerman werden de omschrijvingen gewijzigd. Er was nu sprake van 'een huiserf of ondergrond van een kamer, gelegen in 's-Hertogenbosch op het klein begijnhof, aldaar tegenover het vroegere woonhuis van wijlen heer Hendrik van Weerthuizen, nu van Hendrik zoon van wijlen Koenraad Timmerman, tussen erf van Aart van Reek, zoon van wijlen Bertoud, aan de ene en tussen erf van Dirk van Rode timmerman, zoon van wijlen Gerit, aan de andere zijde, strekkend van de openbare straat geheten de Postelstraat tot zeker erf den Reventeer geheten, toebehorend tot verschillende erven aldaar'.1
Waarschijnlijk gaat het om deze kamer die Dirk van Rode op 22 januari 1480 voor het leven verhuurde aan Katelijn weduwe van Jan Carnau. Hierbij was sprake van een kamer van vijf kameren van genoemde Dirk, gelegen tussen de Postelstraat en tussen een leeg erf geheten den auden Reefteneer, strekkend van een weg die strekt door liet voornoemde begijnhof tot een andere doorgang naast het erf van Jan Odevaer, namelijk die kamer van de genoemde vijf kameren die de tweede is in de rij beginnende naast de genoemde weg die door het begijnhof strekt.2

Overzicht

Agnes van den Kloot
Liesbet wed. van Jan van Andel (1420.04.03)
Goderaad dr. van Klaas Reiniers, geh. met mr. Jan Goetkint z.w. Hendrik van Oss 1436.08.07 recht »
Gijsbert Roesmont en Jan Bryxus goudsmid
 inter hereditatem Petri Joede ex uno et inter hereditatem Guedeldis relicte quondam Henrici Mesmeker ex alio, tendente cum uno fine ad communem plateam, quem censum dictus Wolterus erga Elisabeth relictam quondam Iohannis de Andel acquisierat (R 1197, f 138, en R 1197, f 172).
1.R 1242, f 220v: Heylwigis relicta quondam Iohannis Pyeck cum tutore aream seu fundum cuiusdam camere, sitam in Buscoducis supra parvam curiam beginarum, ibidem in opposito olim habitacionis quondam domini Henrici de Weerthusen, nunc Henrici filii quondam Coenrardi Tymmerman, inter hereditatem Arnoldi de Beeck filii quondam Bertoldi, ex uno et inter hereditatem Theoderici de Rode carpentarii, filii quondam Gerardi, ex alio, tendentem a communi platea dicta die Postelstraet ad quandam hereditatem den Reventeer vocatam, ad diversas hereditates ibidem situatas spectantem, ut dicebat, hereditarie vendidit dicto Theoderico de Rode.
2.R 1249, f 174: Theodericus de Rode carpentator, filius quondam Gerardi, cameram quamdam de quinque camerarum dicti Theoderici, sitam in Buscoducis supra parvum beginadium, ibidem inter vicum de Postula ex uno et inter quamdam vacuam hereditatem seu aream dictam den ouden Reefteneer ex alio, tendentem a quadam via que tendit per beginadium predictum ad quemdam alium transitum iuxta hereditatem Iohannis Odevaer, illam scilicet cameram de dictis quinque cameris que est secundam in ordine capiendo ordinem contigue iuxta dictam viam que tendit per beginadium predictum, ut dicebat, locavit recto locacionis modo Katherine relicte quondam Iohannis Carnauwes, ab eadem Katherina ad festum nativitatis Iohannis baptiste proxime futurum apprehendam et quamdiu eadem Katherina in humanis vixerit possidendam et habendam, anno quolibet pro quinque peters, XVIII stuvers aut valorem pro quolibet computando, dandam et solvendam dicto Theoderico a Katherina predicta, anno quolibet vita eiusdem Katherine durante, mediatim nativitatis Domini et mediatim nativitatis Iohannis baptiste, et pro primo solutionis termino nativitatis Domini proxime futuro et sic deinceps quamdiu dicta Katherina in humanis vixerit, talibus annexis condicionibus quod dicta Katherina quantumque communa? incommoda dicti beginadii quo ad quotam suam interim portabit et satisfaciet absque dampna seu incommoda Theoderici predicti. Eciam condicionatum est in casu quo dicta Katherina nutu Domino obierit inter festum nativitatis Iohannis baptiste et festum nativitatis Domini, quod extunc pretacra locatio ad festum nativitatis beati Iohannis baptiste eotunc? proxime futurum exspirabit. Quodque vero si eadem Katherina decesserit inter festum nativitatis Domini et festum nativitatis Iohannis baptiste, quod extunc pretacta locatio exspirabit a nativitatis Iohannis bapstiste eotunc proxime futuro ultra annum. Insuper convenerunt quod dictus Theodericus dictam cameram interim de tectu et parietibus in bona et laudabili disposicione conservabit.
Liesbet van Andel, dr. van Klaas Reiniers, helft »
Goderaad Klaas Reiniersdr., gehuwd met mr. Jan Goetkint z.w. Hendrik van Oss 1438.07.01 helft »
Liesbet wed. Gijsbert van Meyelsvoort
Liesbet van Andel, dr. van Klaas Reiniers, geh. met Jan Jansz. die Maerscalc 1438.07.01
(1426.04.23; 1426.08.29) de helft »
Liesbet wed. Gij sbert van Meyelsvoort 143 8.08.09 het geheel »
Goderaad van Vessem, wed. Hendrik die Mesmeker 1440.12.31 »
Agnes wed. Dirk van Lieshout 1448.03.05 »
Liesbet wed. Jan van Buttel
Jacob Goevy, geh. met Geertruid Jan van Buttel 1453.01.10 »
Katelijn wed. Andries van Kloekhoven
Jacob Andriesz. van Kloekhoven 1457.09.07 »
Gij sbert van den Broeck 1460.09.18 »
Heilwig wed. Jan Piek 1473.09.10 »
Dirk Geritsz. van Rode timmerman 1480.01.22 verhuur (?) »
Katelijn wed. Jan Carnau

Nog een kamer tegenover Aart van Waalre

Op 28 juli 1424 transporteerde Aart van der Weiden goudsmid een kamer vóór het woonhuis van Aart van Waalre op aan Geertruid van den Hove, dochter van wijlen Dirk van den Hove, en aan Liesbet dochter van wijlen Jan van Vught. Willem Willemsz. Loyer deed afstand van zijn recht. Aart had deze kamer verkregen van Peter Petersz. de Jode.1 In 1429 werd de kamer gesitueerd hij erf van Liesbet van Andel en bij de Postelstraat.2
Op 18 oktober 1453 droeg Liesbet van der Mazen, dochter van wijlen Jan van Vught, al haar goederen in stad en meierij van 's-Hertogenbosch over aan het klooster Mariëndonk bij Heusden in ruil voor een lijfrente van 80 peters per jaar.3 Twee dagen later verhuurde het klooster haar de kamer met haar ondergrond voor één Vlaamse groot per jaar.4 Liesbet is al spoedig overleden. Op 2 mei 1454 transporteerde het klooster de kamer aan het Bossche Sint-Geertruidklooster,5 dat de kamer twee dagen later verkocht aan Goossen Aartsz. van den Hezeakker. De kamer werd nu gesitueerd tegenover het woonhuis van wijlen Aart van Waalre, nu van Thomas de Bever, tussen erf van of kamer van Katelijn van Kloekhoven aan de ene en tussen de weg in het begijnhof aan de
1.GAHt, R 1194, f 146: Arnoldus vander Weyden aurifaber cameram cum eius fundo, sitam in Buscoducis in curia beghinarum ante habitacionem Arnoldi de Waderle, quam cameram cum eius fundo Lanbertus vanden Mortel de Gemert ad opus Arnoldi vander Weyden predicti erga Petrum die Joede, filium quondam Petri, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Gertrudi vanden Hove, filie quondam Theoderici vanden Hove, atque Elisabeth filie quondam Iohannis de Vucht ---.
 
Willelmus Loyer, filius quondam Willelmi Loyer, super premissis renunciavit.
2.GAHt, R 1199, f 291v nw.: Gertrudis filia quondam Theoderici vanden Hove, cum tutore, promisit michi ad opus fabrice ecclesie maioris curie beghinarum in Buscoducis quod ipsa dabit et solvet eidem fabrice hereditarium censum viginti solidorum monete hereditarie nativitatis Domini de et ex tota parte et omni iure se competentibus in domo et area sita in Buscoducis in parvo beghinagio iuxta! hereditatem Elisabeth de Andel et iuxta! viam dictam die Postelstraet. Op f 48 niet afgewerkte akte tussen akten van 3 en 4 januari 1429.
3.R 1224, f 5: Elisabeth vander Masen, filia quondam Iohannis de Vucht, quoscumque suos census, redditus, pactiones et quecumque alia sua bona mobilia et immobilia, hereditaria atque parata, ubicumque locorum infra opidum de Buscoducis aut villicationes eiusdem opidi consistentes aut solvendos, ut dicebat, hereditarie supportavit michi ad opus monasterii beate Marie supra Donckam prope Huesden.
4.R 1224, f 6: Frater Everardus de Goch, prior monasterii beate Marie supra Donckam prope Huesden quandam cameram cum eius fundo et attinentiis olim Elisabeth vander Masen, filie quondam Iohannis de Vucht, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium, ut dicebat, locavit recto locacionis modo dicte Elisabeth, ab eadem quoad vixerit ipsam habendam et possidendam --- pro uno grosso Flandrie exinde solvendo.
5.R 1224, f 67v: Frater Everardus de Goch, prior conventus beate Marie supra Donckam prope Huesden, nomine et ex parte (et) dicti conventus ac quorumcumque conventualium eiusdem conventus presentium et futurorum, cameram cum eius fundo, sitam in Buscoducis in curia beghinarum ante habitacionem Arnoldi de Waderle, quam cameram Gertrudis vanden Hove, filia quondam Theoderici vanden Hove, atque Elisabeth filia quondam Iohannis de Vucht erga Arnoldum vander Weiden aurifabrum acquisierant, et de qua camera Elisabeth vander Mazen, filia quondam Iohannis de Vucht, unam medietatem erga Everardum Millinc, filium quondam Iordani Millinc, et dominum Henricum filium naturalem quondam domini Ottonis de Arkel, militis, et dominam Margaretam eius uxorem, filiam dicti quondam Iordani, acquisierat, prout in diversis litteris, hereditarie supportavit michi ad opus conventus sancte Gertrudis, siti in Buscoducis in vico Orthensi.
andere zijde.1 Goossen van den Hezeakker droeg de kamer op 15 juli 1455 over aan Aleid dochter van wijlen Aart Cleynman.2 Op 27 februari 1459 transporteerde Jan van den Slijk bakker uit krachte van het testament van bovengenoemde Aleid, weduwe van Jordaan van Heukelom de kamer aan Bertoud Aartsz. van Beek3 en deze op zijn beurt op 18 april 1460 aan zijn zuster Agnes.4 Hierna is de kamer, waarschijnlijk door vererving, in handen gekomen van Bertouds zoon Aart van Beek, die haar op 20 september overdroeg aan Dirk Geritsz. van Rode de timmerman.5

Overzicht

Peter Petersz. de Jode »
Aart van der Weiden, goudsmid 1424.07.28 »
Geertruid Dirks van den Hove (1429.02.02) en Liesbet Jan van Vught (van der Mazen)

het aandeel van Geertruid (?) »
Andrieske wed. Jordaan Millinc
Evert Millinc 1438.09.11 een vierde deel »
zijn broer Jordaan Millinc
Evert Jordaansz. Millinc en Hendrik nat.z. Otto van Arkel x Margriet Jorden Milline helft »
Liesbet van der Mazen, dr. w. Jan van Vught 1453.10.18 al haar goederen »
klooster Mariëndonk 1453.10.20 verhuur »
Liesbet van der Mazen
klooster Mariëndonk bij Heusden 1454.05.02 »
Sint-Geertruidsklooster 1454.05.04 »
Goossen Aartsz. van den Hezeakker 1455.07.05 »
Aleid Aart Cleyman, weduwe Jorden van Heukelom,
1459.2.27 krachtens testament »
Bertout Aartsz. van Beke ([1459.07.32-08.03]) 1460.04.18 »
zijn zuster Agnes Aartsdr. van Beke vererving »
Aart Bertoutsz. van Beke 1475.09.20 »
Dirk Geritsz. van Rode timmerman

Een huisplaats van een kamer met gebouwen, eertijds in een huis tegenover de poort van Aart van Waalre

Op 25 februari 1389 droegen Hendrik en Berte kinderen van wijlen Klaas Schilder de oude aan Peter Ludinc(s) over de helft van een kamer op voorwaarde dat Berte een kelder met een kamer daarboven binnen eerstgenoemde kamer gedurende haar leven zou mogen blijven bezitten. Na haar dood zou die ook aan Peter Ludinc komen. De kamer was afkomstig van Berte en haar overleden zuster Mechteld.6
In 1393 blijkt de helft van de kamer in het bezit te zijn van Peter Ludinc. Peter had die helft verkregen van Berte Schilder en haar broer Hendrik. Hij droeg haar op 5 september van genoemd jaar over aan Adam van
1.R 1224, f 68: Domicelle Cristina Horens, priorissa, Katerina de Wickrode, subpriorissa, et Heilwigis Pels, procuratrix conventus sancte Gertrudis siti in Buscoducis in vico Orthensi, cum expressis consensu et voluntare fratris Gregorii vander Sprete, confessoris domicellarum et monialium dicti conventus, cum tutore, quandam cameram cum eius fundo et attinentiis olim Elisabeth vander Mazen, filie quondam Iohannis de Vucht, sitam in Buscoducis supra parvum beginagium in opposito habitacionis quondam Arnoldi de Waderle, nunc Thome die Bever, inter hereditatem sue cameram Katerine de Cloechoven ex uno et inter viam in dicto beginagio sitam ex alio, prout dicta camera cum suis fundo et attinentiis ibidem sita est et ad dictum quondam Elisabeth vander Mazen pertinere consueverat, ut dicebat, hereditarie vendidit Goeswino vanden Hezeacker, filio quondam Arnoldi.
2.R 1225, f 15.
3.R 1229, f 263v.
4.R 1230, f 306v. Al eind juli of begin augustus had hij dit willen doen blijkens een niet afgewerktte schepenakte van tussen 31 juli en 3 augustus (R 1229, f 157).
5.R 1244, f 251v.
6.R 1178, f 215v: Henricus Scilder et Bertha eius soror, liberi quondam Nycholai Scilder senioris, cum turore, medietatem cuiusdam camere cum suis attinentiis, site in Buscoducis in minori curia beghinarum et que camere cum suis aitinentiis fuerat dicte Berthe et quondam Mechtildis eius sororis, ut dicebant, supportaverunt Petro Ludincs ---, tali condicione quod dicia Bertha unum penu et parvam cameram supra huiusmodi penu consistentem in supradicta camera quoad vixerit possidebit, post eius decessum pro una medierate ad dictum Petrum devolvenre.
Mierde.1 Op 3 oktober van hetzelfde jaar droeg Hendrik Schilder de aan zijn zuster Berte toebehorende helft in de kamer over aan Trude dochter van wijlen Iwijn Neven, opnieuw op voorwaarde dat Berte kelder en kamer boven die kelder, 'gelegen aan het eind van genoemde kamer', gedurende haar leven zou blijven bezitten. Na haar dood zouden die aan Trude komen. Ook werd bedongen dat de bedstede in de genoemde kamer naar het steegje in het begijnhof toe tot de helft van de genoemde kamer zou behoren. De kamer werd gesitueerd tegenover de poort van Aart van Waalre, dit wil zeggen in de Postelstraat.2
Dat het bij laatstgenoemde transactie om de andere helft in de kamer ging, blijkt uit een schepenakte van 5 januari 1413, waarbij Trude beide heften transporteerde aan Liesbet weduwe van Willem Loyer, natuurlijke zoon van Jan Loyer. Van de helft tegenover de poort werd tevens gezegd dat zij gelegen was 'aan de zijde van het hof naar de Vughterstraat toe.3 Dit is te interpreteren als: aan de zuidzijde van het tegenwoordige Begijnenstraatje.
Liesbet zal de hele kamer - of beter gezegd het huis waarin zij zich bevond - hebben laten slopen of zij is verbrand bij de stadsbrand van 28 juni 1419,4 want op 10 november 1419 werd gesproken van 'een huisplaats eertijds van een kamer, met zijn gebouwen, op genoemde huisplaats staande, welke kamer zich in een huis bevond, welk huis en erf gelegen waren in 's-Hertogenbosch in het klein begijnhof tegenover de poort van Aart van Waalre naar de openbare straat toe, aldaar aan de zijde van genoemd hof naar de Vughterstraat toe'. Op genoemde datum transporteerde Liesbet die huisplaats aan Nenne dochter van wijlen Robbert van Houthem.5 Dat 'met zijn gebouwen' in 1419 betekende dat die gebouwen er op dat moment al weer stonden, blijkt uit de eerstvolgende schepenakte, daterend van 9 juni 1439, toen nog precies dezelfde omschrijving werd gebruikt. Nenne droeg de huisplaats met gebouwen op die datum over aan Geertruid dochter van Goiart van den Broek, weduwe van Hendrik van Cuijk.6
Hierna zal de huisplaats door vererving in het bezit zijn gekomen van Geertruids broers en zuster Hendrik, Gij sbert, Gerit en Aleid, kinderen van wijlen Goiart van den Broek. Deze droegen de huisplaats met gebouwen - de omschrijving nog steeds als boven - over aan Jan Eelkens, zoon van wijlen Gerit Eelkens.7

Overzicht

Berte en Mechteld drs. Klaas Schilder
Hendrik en Berte Schilder, kdn. Klaas Schilder 13 89.02.25 helft »
Peter Ludinc
1.GAHt, R 1180, blz. 189: Petrus filius quondam Engberti Ludinc medietatem cuiusdam camere, que fuerat dudum Berte Scilders, site in Buscoducis in minori curia beghinarum in domo sito in opposito quondam Arnoldi de Waderle, quam medietatem dicte camere dictus Petrus erga dictam Bertam et Henricum Scilder eius fratrem acquisierat, prout in litteris, (ut) dicebat, supportavit Ade de Mierde.
2.R 1180, blz. 31: Henricus Scilder, filius quondam Nycholai Scilder senioris, medietatem spectantem ad Bertam sua! sororem in quadam camera cum suis attinentiis, sita in quadam domo et area, que domus et area sita in Buscoducis in parva curia beginarum in opposito porte quondam Arnoldi de Waderle versus communem plateam ibidem et in latere dicte curie versus vicum Vuchtensem, ut dicebat, supportavit Trude filie quondam Ywani dicti Neven ---, addito quod dicta Berta quoddam penu et cameram supra idem penu consistentem, sitas ad finem dicte camere ad vitam dicte Bene integraliter possidebit, sed post decessum dicte Berthe medietatem huiusmodi penu et camere supra idem penu consistentem ad dictam Trude! spectabit, hoc eciam addito quod lectistadium situm in dicta camera versus viculum in dicta parva curia consistens ad dictam medietatem dicte camere spectabit.
3.R 1188, f 59v: Truda filia quondam Ywani Neven, cum tutore, medietatem camere cum suis attinenciis, site in quadam domo et area, que domus et area sita est in Buscoducis in parva curia beghinarum in opposito porte quondam Arnoldi de Waderle versus communem plateam ibidem in latere dicte curie versus vicum Vuchtensem, quam medietatem dicta Truda erga Henricum Scilder, filium quondam Nycholai Scilder senioris, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Elizabet relicte quondam Willelmi Loyer, filii naturalis quondam Iohannis Loyer ---.
 
Dicta Truda medietatem camere cum suis attinentiis, site in Buscoducis in minori curia beghinarum, que camera cum suis attinentiis fuerat Berthe filie quondam Nycolai Scilder senioris et quondam Mechtildis eius sororis, quam medietatem dicta Truda erga Petrum filium quondam Engberti Ludinc Dicbier acquisierat, ut dicebat, hereditarie supportavit dicte Elizabet.
4.Kroniek van Peter van Os, 129.
5.R 1191, f 415v nw.: Elizabet relicta quondam Willelmi Loyer, filii naturalis quondam Iohannis Loyer, cum tutore, domistadium olim cuiusdam camere cum suis edificiis in dicto domistadio consistente, que camera esse consueverat in quadam olim domo, que domus et area site fuerant in Buscoducis in parva curia beginarum in opposito porte quondam Arnoldi de Waderle versus communem plateam ibidem in latere dicte curie versus vicum Vuchtensem, quam cameram dicta Elizabet erga Trudam filiam quondam Ywani Neven acquisierat, prout in diversis litteris, hereditarie supportavit Nenne filie quondam Robberti de Houthem.
6.R 1209, f 94v.
7.R 1222, f 241.
Berte en Hendrik Schilder helft »
Peter Ludinc 1393.09.05 »
Adam van Mierde

Peter Ludincs helft »
Geertruid dochter wijlen Iwijn Neven
Hendrik zoon wijlen Klaas Schilder 1393.10.03 helft »
Geertruid dochter wijlen Iwijn Neven 1413.01.05 het geheel »
Elizabet wed. Willem Loyer 1419.11.10 »
Nenna dochter wijlen Robbert van Houthem 1439.06.09 »
Geertruid Goiarts van den Broek, wed. Hendrik van Cuijk
kdn. Goiart van den Broek 1451.12.03 »
Jan Gerit Eelkens

Nog een kamer in de Postelstraat

Op 12 november 1448 verkochten Lenart zoon van Aart Coelborners van Cromvoirt, Gillis van Heyst, Goiart Jan Stevensz., Jan Lodewijksz. Broeken, zijn zuster Adriaanke, een kamer, die van Engele dochter van Hendrik Broek was geweest aan Heilwig van den Leempoel. De kamer werd gesitueerd tussen erf van Agnes van Lieshout en, zoals uit de hierna volgende akten blijkt, de weg van het begijnhof, strekkend van de Postelstraat tot erf van Heilwig Gijsbrechtsdochter van de Leempoel.1 Op 26 oktober 1453 droeg heer Wouter Gijsbrechtsz. Back zijn recht op de kamer over aan Engbert Jansz. van den Leempoel.2 Op 6 februari 1455 transporteerden de erfgenamen van Heilwig van den Leempoel de kamer aan Agnes dochter van wijlen Aart Jan Jacobsz. van Beke.3 Deze droeg haar op 27 juli 1459 over aan Luitgard weduwe van Jan van Doesburg.4 De uitvoerders van haar testament transporteerden de kamer op 31 juli 1479 vervolgens aan Margriet weduwe van Rikwijn Vullinck.5 Deze, dochter van Laureis van Laarhoven, vestigde op 14 februari 1481 een cijns op de kamer, die bij deze gelegenheid gesitueerd werd tussen de Postelstraat en de openbare weg, strekkend van het erf van Dirk van
1.R 1219, f 12v (beschadigd): [Leonardusfihii Arnoldi] Coelborners de Cromvoert, Egidius de Heyst, filius quondam Egidii de Heyst, Godefridus filius [Iohannis Stevens soen, Iohannes] filius Lodovici Brocken, Adriana eius soror, filia dicti Lodovici, cum tutore, quandam cameram [cum eius fundo quondam Engele filie quondam Henrici] Brock, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium inter hereditatem Agnetis de Lyeshout [ex uno et inter viam beghinagii predicti ex alio], tendente a vico die Postelstraet vocato ad hereditatem Heilwigis vanden Leempoel, filii quondam [Ghiselberti van den Leempoel], hereditarie vendiderunt dicte Heilwigi vanden Leempoel.
2.R 1224, f 8: Dominus Wolterus Back filius quondam [Giselberti ...] spectan.. in quadam camera cum eius fundo quondam Engele filie ... supra parvum beginagium inter hereditatem Agnetis de Lyeshout ex uno et inter ..., quam cameram cum eius fundo Heilwigis vanden Leempoel, filii! Ghiselberti vanden [Leempoel], erga Leonardum filium quondam Arnoldi Coelborners de Cromvoert, Egidium de Heyst, [filii quondam] Egidii de Heyst, Godefridum filium Iohannis Stevens, Iohannem filium Lodovici Brocken et Adria[nam] eius sororem, filiam dicti Lodovici, acquisierat --- hereditarie supportavit Engberto vanden Leempoel, filio quondam Iohannis vanden Leempoel.
3.R 1225, f 361-361v: Gerardus de Essche, maritus et tutor legitimus ut dicebat Ode sue uxoris, filie quondam Henrici vanden Leempoel, fratris dum vixerat quondam Heylwigis vanden Leempoel, filie quondam Ghiselberti vanden Leempoel, Ghiselbertus et Willelmus fratres, liberi quondam Henrici vanden Vlasvoert, ab eodem quondam Henrico et quondam Agnete sua dum vixerat uxore, filia quondam Ghiselberti vanden Leempoel, fratris dum vixerat dicte Heylwigis, pariter geniti, Nycolaus filius quondam Andree die Rademeker, maritus et tutor legitimus ut dicebat Heylwigis sue uxoris, Baudewinus Weygerganc, maritus et tutor legitimus ut dicebat Ode sue uxoris, Nycolaus vanden Boydonc, maritus et tutor legitimus ut dicebat Elisabeth sue uxoris, filiarum dicti quondam Henrici vanden Vlasvoert, Iohannes et Engbertus fratres atque Elisabeth eorum sororis, liberi quondam Iohannis vander Meer, fratres dum vixerat eiusdem quondam Heylwigis, Iohannes vanden Boer, maritus et tutor legitimus ut dicebat Katerine sue uxoris, filie dicti quondam Johannis vander Meer, quandam cameram cum eius fundo quondam Engele filie quondam Henrici Brocken, sitam in Buscoducis supra parvum beghinagium inter hereditatem Agnetis de Lyeshout ex uno et inter viam beginagii predicti ex alio, tendentem a vico die Postelstraet vocato ad hereditatem Heylwigis vanden Leempoel, filii! quondam Ghiselberti vanden Leempoel, quam cameram cum eius fundo dicta Heylwigis vanden Leempoel erga Leonardum filium quondam Arnoldi Coelborners de Cromvoert, Egidium de Heyst, filium quondam Egidii de Heyst, Godefridum filii Iohannis Stevens, Iohannem filium Lodovoci Brocken et Adrianam eius sororem, filiam dicti Lodovici, acquisierat, prout in litteris, legitime et hereditarie supportaverunt Agneti filie quondam Arnoldi de Beke, filii quondam Iohannis Jacops soen.
4.R 1229, f 291v.
5.R 1248, f 329v-330.
Lieshout tot erf van het klooster op de Donk bij Heusden.1

Overzicht

Engele Hendriksdr. Broek

Lenart Aart Coelborners van Cromvoirt, Gillis van Heyst, Goiart Jan Stevensz., Jan Lodewijksz. Broeken en zijn zuster Adriaanke 12.11.1448 »
Heilwig van den Leempoel
erfgenamen (1453.10.26) 1455.02.06 »
Agnes Aart Jan Jacobsz. van Beke 1459.07.27 »
Luitgard wed. Jan van Doesburg
uitvoerders testament 1479.07.31 »
Margriet wed. Rikwijn Vullinck, dr. Laureis van Laarhoven (1481.02.14; 1481.10.29)

Nog enkele gegevens

In een vijftal akten tot slot worden kameren en hun bezitters vermeld die zich niet in het bovenstaande laten voegen:
  • Op 11 mei 1408 deed Otte Bruystens ten behoeve van het begijnhof afstand van een kamer en van het recht dat hem en zijn kinderen daarin toekwam, welke kamer aan zijn dochter Liesbet toebehoorde; zij was gelegen in het huis waarin Ida zuster van wijlen Heimerik (?) Groy woonde.2
  • Korstiaan Coninc, natuurlijke zoon van de priester wijlen Korstiaan Coninc, transporteerde op 30 januari 1422 een kamer in een huis naar de woning (mansio) van wijlen Daneel Roesmont toe aan Heilwig weduwe van Jan Hacken. Deze kamer had Hille van Broekhoven aan Korstiaan vermaakt. De procuratoren van het Groot Ziekengasthuis deden afstand van hun recht op de kamer.3
  • Op 12 februari 1422 droeg de deken van Hilvarenbeek als gemachtigde van heer Jordaan Koex, priester, kapelaan van het Heilig-Kruiskapittel in Luik, aan Engel weduwe van Dirk Geritsz. van Breda een kamer over die Jordaan geërfd had van zijn zusters Oede en Willemke. De kamer was gelegen in een huis tegenover het woonhuis (mansio) van Wouter van Oeckel en bestond uit de helft van dat huis.4
  • Op 18 mei 1435 deed Evert Roelofsz. afstand van een kamer van wijlen Mechteld van Drunen ten behoeve van Marselis die Lu.5
  • Op 15 oktober 1443 deed Hendrik Hendrik Oedenz ten behoeve vaü zijn zuster (?) Agnes afstand van een

1.R 1250, f 422: Margareta filia quondam Laurencii de Laerhoven, relicte quondam Rijcwini Vullinck, cum tutore, hereditarie vendidit michi ad opus hospitalis mulierum quod quondam dominus Henricus de Neynsel fundaverat, siti in Buscoducis in vico Hijnthamensi in opposito eccelesie sancti Iohannis evangeliste, hereditarium censum sex librarum monete, solvendum hereditarie nativitatis Domini de et ex camera sita supra parvum beginagium in Buscoducis inter communem plateam dictam die Postelstraet ex uno et inter communem viam ex alio, tendente ab hereditate Theoderici de Lieshout ad hereditatem conventus supra Donckam prope Huesden. Op 29 oktober van hetzelfde jaar vestigde zij nog een cijns op de kamer (R 1251, f 527v).
2.R 1185, f 356: Otto Bruystens super quadam camera que ad Elizabet filiam, dicti Ottonis spectabat, sita in Buscoducis in minori curia beghinarum in quadam domo in qua Yda soror olim Heymerici? Groy morabatur, ut dicebat, et super iure sibi et dicte sue filie ac omnibus aliis liberis dicti Ottonis competente et competiruro ad opus dicte curie beghinarum hereditarie renunciavit.
3.R 1193, f 42 nw.: Cristianus Coninc, filius naturalis domini quondam Cristiani Coninc, presbiteri, quandam cameram quondam Hille de Broechoven, sitam in Buscoducis in parva curia beginarum in quadam domo sita in latere versus mansionem quondam Danielis Roesmont, quam cameram dicta quondam Hylla dicto Cristiano in suo testamento legaverat, ut dicebat, hereditarie supportavit Heylwige relicte quondam Iohannis Hacken ---.
 
Gerardus Heerken et Gerardus die Wael tamquam procuratores maioris hospitalis in Buscoducis cum consensu provisorum super premissis et iure ad opus dicte Heylwigis hereditarie renunciaverunt.
4.R 1193, f 50v nw.: Dominus Iohannes Bock decanus cristianitatis consilii Bekensis, potens ad hoc factus a domino Iordano Koex, presbiteri, capellani ecclesie collegiate sancte Crucis Leodiensis, prout hoc in quodam publico instrumento dicebat contineri, quandam cameram dicto domino Iordano per mortem quondam Ode Koex et Willelme eius sororis successione advolutam, sitam in Buscoducis in parva curia beginarum in domo sita ibidem in opposito mansionis quondam Wolteri de Oeckel et que nunc? esse dinoscitur dimidia domus predicte, hereditarie supportavit Enghele relicte quondam Theoderici van Brede, filii quondam Gerardi.
5.R 1205, f 189v: Dictus Everardus (= Everardus Rolofs soen) super quadam camera cum suis attinentiis universis quondam Mechteldis de Druenen, sita in Buscoducis supra parvum beghinagium in qua dicta quondam Mechteldis decessit, atque super toto iure sibi quovis modo in eadem camera cum suis attinentiis competente aut competituro, ad opus Marselii die Lu renunciavit.
kamer en een tuintje tussen erf van Liesbet weduwe van Hubrecht van der Voort en de openbare straat.1

Besluit

Het is duidelijk dat deze gegevens zich niet naadloos laten voegen in die betreffende de achttiende eeuw. Een probleem is dat de geschiedenis van de kameren in de veertiende en vijftiende eeuw zich niet volledig laat construeren. Mogelijk is dit ten aan het feit dat nogal wat kameren gedurende langere of kortere tijd in het bezit van kerkelijke en caritatieve instellingen zijn geweest. Zij werden daartoe door de bezitsters of bij testament vermaakt. Hierdoor waren zij niet alleen aan het rechtsverkeer onttrokken, maar er hoefde ook geen schepenakte te worden opgemaakt waarin de begiftigde als nieuwe bezitter werd geregistreerd.
Wel kan uit het bovenstaande voorzichtig worden geconcludeerd dat het aantal woningen in de Middeleeuwen groter was dan in de achttiende eeuw. Hierbij dient evenwel bedacht te worden dat er ook kameren aan de noordkant van het Begijnstraatje bij kunnen zijn, die voor de achttiende eeuw buiten beschouwing zijn gelaten. Mogelijk waren dat er vier en dan kwam het totale aantal zeer wel overeen met de middeleeuwse situatie.
Wanneer de schepenakten van de zestiende en zeventiende eeuw geïndiceerd waren geweest, had aldus de ontwikkeling van het klein begijnhof in detail geschetst kunnen worden. Vooralsnog moeten we ons met een globaler beeld tevreden stellen.
1.R 1214, f 5v: [Dictus Henricus? (= Henricus Oeden soen, filius quondam Henrici Oden soen)] ... die zoene? hereditarie vendidit michi ad opus Agnetis filie dicti quondam [Henrici Oden?] hereditarium censum quadraginta solidorum monete, solvendum hereditarie nativitatis Iohannis [de et] ex duabus cameris cum earum fundis, sitis in Buscoducis in vico tendente versus dom um de Postula versus forum Piscium inter hereditatem Danielis Roesmont ex uno et inter parvum beginagium ex alio, tendentibus ab hereditatem Tielmanni de Zonne et Elisabeth relicte quondam Godefridi vander Spanck ad communem vicum, ut dicebat ---.
 
Dictus flenricus supra quadam camera et ortulo ei adiacente, sitis in Buscoducis supra parvum beginagium inter hereditatem Elisabeth relicte quondam Huberti vander Voert ex uno et inter communem vicum ex alio, ut dicebat, atque super toto iure opus dicte Agnetis, hereditarie renunciavit.

Martin W.J. de Bruijn, Utrecht juni 2003